5 Kalibratie
ledstatusindicatoren van de transmitter een langzame puls in groen. Gebruikers kunnen ook de functie
Kalibratiewaarschuwing activeren, waarmee een milliampère signaal verstuurd wordt op de analoge uitgang naar de
regelkamer als een kalibratie aangeraden wordt. Als een kalibratie vereist is, knipperen de statusleds geel en geeft de
transmitter de storing "Kalibratie vereist" aan. Wanneer Diffusiesupervisie is ingeschakeld, bewaken de sensoren ook de
sensorinlaatopening actief op obstructies en initiëren een fout als het gasdiffusiepad belemmerd wordt.
Als diffusiesupervisie en kalibratiewaarschuwing zijn ingeschakeld, kan de tijd tussen geplande kalibraties
worden verlengd tot 24 maanden.
Als kalibratie en/of diffusiesupervisie zijn uitgeschakeld, volgt de kalibratiefrequentie de aanbevolen instelling in 5.3.2
Kalibratiefrequentie voor XCell-sensoren met TruCal zonder diffusiesupervisie (alleen H2S & CO).
5.3.2 Kalibratiefrequentie voor XCell-sensoren met TruCal zonder diffusiesupervisie (alleen H
S & CO)
2
Sensoren met TruCal-technologie passen de gevoeligheid aan zonder handmatige interventie of kalibratie, tenzij de sensor
hierom vraagt. Als de aangepaste gevoeligheid van TruCal te veel afwijkt van de gevoeligheid van de laatste gaskalibratie,
zal de sensor een kalibratie aanraden of, in extreme gevallen, vereisen. Als een kalibratie wordt aangeraden, geven de
ledstatusindicatoren van de transmitter een langzame puls in groen. Gebruikers kunnen ook de functie
Kalibratiewaarschuwing activeren, waarmee een milliampère signaal verstuurd wordt op de analoge uitgang naar de
regelkamer als een kalibratie aangeraden wordt. Als een kalibratie vereist is, knipperen de statusleds geel en geeft de
transmitter de storing "Kalibratie vereist" aan. Zonder diffusiesupervisie moet nog steeds regelmatig een kalibratie van de
sensor worden uitgevoerd om te controleren of de sensorinlaatopening niet geblokkeerd is.
Hoe goed de TruCal-sensorprestatie werkt, hangt af van de toepassing, blootstelling aan achtergrondgassen en omgeving.
Om XCell-sensoren te valideren met TruCal wordt een regelmatige kalibratiecyclus aanbevolen en aanbevolen de waarden
"waargenomen" en "na kalibratie" te noteren waarbij het percentage aanpassing gedurende een periode wordt
bijgehouden. Zodra er een basislijn is vastgesteld kunnen de kalibratie-intervallen worden verlengd totdat het percentage
aanpassing groter is dan de verwachte nauwkeurigheid van de sensor.
5.4
Kalibratietypes: nulpunt t.o.v. span
De ULTIMA X5000 heeft twee soorten kalibratie: nulpunt- en spankalibratie.
Nulpuntkalibratie reset de waarde van de basislijnwaarde tot nul. Als het doelgas naar verwachting zo nu en dan aanwezig
is, kan men het beste ook een nulgascilinder gebruiken tijdens de nulpuntkalibratie. Als het doelgas niet aanwezig is in de
atmosfeer, is een aanvullende kalibratiecilinder niet nodig.
De optie "Kalibratie" houdt in eerst een nulgas toevoeren gevolgd door het spangas. Het spangas is een bekende
concentratie gas dat de nauwkeurigheid en precisie van de transmitter aanpast aan de bekende waarde; dit wordt
"Spanwaarde" genoemd. Zie Afbeelding 41 .
61
Ultima X5000-gasmonitor
NL