Sensor resetten
De standaardwaarden van de sensor kunnen worden hersteld door de sensor te resetten. Als Verwisselvertraging is
ingeschakeld, dan zullen de analoge uitgangen tijdens een sensorreset zich gedragen alsof een sensor wordt vervangen.
Zie het deel over Verwisselvertraging voor meer details. Als Verwisselvertraging is uitgeschakeld, zullen de analoge
uitgangen eerst naar een storingstoestand gaan, gevolgd door onderhoudstoestand voor de duur van het aftellen van de
sensor.
OPMERKING
De sensor gaat naar storing Sensorconfiguratie resetten en moet worden gekalibreerd na een sensorreset. Er verschijnen
vier streepjes waar de actuele uitlezing moet zijn. Alle instellingen, inclusief Alarminstelpunt en Kalibratiewaarden, gaan
terug naar de fabrieksinstellingen.
Sensor resetten naar fabriekswaarden:
1. Scroll naar Instellingen en selecteer dit.
2. Selecteer Sensor.
3. Scroll en selecteer Sensor resetten.
4. Selecteer Doorgaan.
OPMERKING: Bij Sensor resetten kan het 10 seconden duren voordat het aftellen van de sensor begint.
5. Kalibreer de sensor om de storing Sensorconfiguratie resetten te wissen.
Sensor uitschakelen
Bij het verwijderen van een sensor uit de transmitter terwijl de stroom nog aan staat, gaat de ULTIMA X5000 naar de
storing Sensor ontbreekt nadat de periode van twee minuten voor Verwisselvertraging is verlopen (indien ingeschakeld).
Als Verwisselvertraging is uitgeschakeld, gaat de transmitter direct naar de storing Sensor ontbreekt, nadat de sensor uit
de transmitter is verwijderd. Als het systeem uit staat op het moment dat de sensor wordt verwijderd, gaat de transmitter
naar een storing zodra het opstarten voltooid is. Deze storing kan worden verwijderd door de positie van de betroffen
sensor uit te schakelen.
Het uitschakelen van een sensor verwijdert de storing en stopt communicatie met de sensor, de sensorwaarde in het
display wordt verwijderd en het mA-kanaal voor die sensorpositie wordt ingesteld op 0 mA. De ULTIMA X5000 heeft
standaard de positie van Sensor 2 uitgeschakeld. Als op een bepaald moment een sensor verbonden is met een positie die
uitgeschakeld is, zal de ULTIMA X5000 automatisch die sensorpositie inschakelen.
De sensor na verwijderen uitschakelen:
1. Scroll naar Instellingen en selecteer dit.
2. Selecteer Sensor.
3. Scroll en selecteer de sensor die u wilt uitschakelen (Sensor #1 of Sensor #2).
4. Scroll en selecteer Sensor uitschakelen.
Slechts één sensor kan per keer worden uitgeschakeld. De transmitter staat niet toe dat beide sensorposities
gelijktijdig worden uitgeschakeld.
Op de ULTIMA X5000 kan alleen een sensor worden uitgeschakeld nadat de transmitter naar storing Sensor
ontbreekt is gegaan.
Diffusiesupervisie
Diffusiesupervisie bewaakt actief de sensorinlaatopening op obstructies. Als een obstructie wordt waargenomen, gaat de
sensor in de storingsmodus en waarschuwt gebruikers en de regelkamer dat er geen gas wordt gezien als gevolg van een
obstructie. Voorwerpen die direct op of in de sensorinlaatopening zitten en het gaspad beïnvloeden, worden bijna zeker
ontdekt door de diffusiesupervisie. Voorbeelden hiervan zijn verf, tape, water en vuil. Kleine hoeveelheden van dit
materiaal kunnen zichtbaar zijn op de inlaatopening terwijl ze het gaspad niet zodanig beïnvloeden dat de
diffusiesupervisie een storing veroorzaakt. Een storingssignaal zal alleen worden verzonden, wanneer het systeem
bepaalt dat de hoeveelheid materiaal dat op of in de sensorinlaatopening zit, het gaspad negatief beïnvloedt.
NL
Ultima X5000-gasmonitor
4 Werking
45