Storingscode
F101/F201 Sensor
ontbreekt
F102/F202 Fout
voedingsspanning
sensor
F103/F203 Ongeldige
sensorparameters in
hoofd-EEPROM
F104/F204 Storing
sensorelement
F105/F205 Storing
sensorverwarming
F106/F206 Overige
interne sensorstoring
F107/F207 CRC-fout
interne sensorgegevens
F108/F208 Einde
sensorlevensduur
F109/F209
Sensorblokkering
F110/F210 Storing
negatieve drift
F111/F211 Storing korte
kalibratielijn
F112/F212
NL
Zelfhoudend
Omschrijving
Niet-zelfh
Deze storing treedt op als de
sensor losgekoppeld is of als
de bedrading onjuist of
beschadigd is.
Niet-zelfh
Deze storing treedt op als de
voeding van de sensor defect
is.
Zelfhoudend
Deze storing treedt op als de in
de hoofd-EEPROM
opgeslagen sensorparameters
onjuist zijn.
Niet-zelfh
Deze storing treedt op als het
sensorelement defect of
beschadigd is.
Niet-zelfh
Deze storing treedt op als de
sensorverwarming defect of
beschadigd is.
Niet-zelfh
Deze storing treedt op als de
sensor een andere interne
storing heeft.
Niet-zelfh
Deze storing treedt op als de
interne gegevens van de
sensor een CRC-fout hebben.
Niet-zelfh
Deze storing treedt op als het
sensorelement van de sensor
het einde van zijn levensduur
bereikt heeft.
Niet-zelfh
Deze storing treedt op als het
sensorpad en/of de opening
voor het sensorgas
geblokkeerd is.
Zelfhoudend
Deze storing treedt op als de
sensor grote negatieve drift
heeft.
Niet-zelfh
Deze storing treedt op als de
kalibratielijn (bruine draad) van
de IR400/IR700-sensor
ingekort is naar de aarde.
Zelfhoudend
Deze storing treedt op als de
Handeling
probleem zich blijft voordoen.
Controleer de bedrading en de
sensoraansluiting.
Controleer de bedrading en de
sensoraansluiting.
Controleer de sensorparameters, inclusief
kalibratieniveau, volledige schaal,
instelpunten waarschuwing en alarm.
Corrigeer alle onjuist geconfigureerde
parameters.
Controleer de bedrading en de
sensoraansluiting. Vervang de sensor
indien nodig.
Controleer de bedrading en de
sensoraansluiting. Vervang de sensor
indien nodig.
Controleer de bedrading en de
sensoraansluiting. Vervang de sensor
indien nodig.
Vervang de sensor.
Vervang de sensor.
Maak het sensorpad/de opening schoon
om eventuele deeltjes of vreemde
voorwerpen te verwijderen. Zie voor meer
informatie
6.1 Reinigingsprocedure IR-
sensor
of
6.3 Een blokkering
afhankelijk van het sensortype.
Kalibreer de sensor opnieuw. Vervang de
sensor als de storing blijft bestaan.
Controleer de bedrading en de
sensoraansluiting.
Gebruik de optie "Sensor resetten" in het
6 Onderhoud
wegnemen,
84