5.7
XCell-sensor voor zuurstof kalibreren
Er is geen spangascilinder voor zuurstof nodig als de sensor in een gebied is met normale omgevingscondities. Volg
dezelfde procedure voor XCell-sensoren zoals beschreven in
"Spangas toevoeren", laat dan het aftellen beginnen zonder gas toe te voeren.
Als de sensor zich bevindt in een gebied van normaal lage of verrijkte zuurstofconcentratie, dan moet een 20,8%
zuurstofmonster worden toegevoerd.
5.8
Een IR-sensor kalibreren
Een volledige meetbereikkalibratie is niet nodig voor de IR-sensoren. Eventuele vermindering van de sensorprestatie wordt
veroorzaakt door een lichte drift in de nulpuntreactie. Het herstellen van het nulpunt van de sensor is meestal voldoende.
Denk eraan dat nulgas nodig is om de IR700-sensor op nul te zetten. Lucht bevat CO
nulgas raden wij stikstof aan. Het onderdeelnummer van de stikstofcilinder is 1400262-17.
Zie
5.5 Nulpunt van XCell- en IR-sensoren kalibreren
Als een volledige kalibratie van de IR-sensor vereist is, wordt een grotere kalibratiedop gebruikt die tijdens de
kalibratie de volledige sensorbescherming afdekt. De kalibratiedop moet worden verwijderd na uitvoering van de
nulpunt- en/of spankalibratie.
OPMERKING
Als de kalibratiedop niet kan worden gebruikt (bijv. voor toepassing van sensor op afstand), moeten de
windomstandigheden tijdens kalibratie tot een minimum worden beperkt om kalibratie te vermijden met verhoogde
gevoeligheid.
5.9
Een passieve sensor kalibreren (pellistor of MOS)
WAARSCHUWING!
De sensorkalibratiekop moet na kalibratie worden verwijderd van de sensor. Als dit niet gebeurt, kan de gasstroom naar de
sensor beperkt worden en dat kan leiden tot foutieve uitlezingen.
Het niet opvolgen van deze waarschuwing kan leiden tot ernstig persoonlijk letsel of de dood.
• Als een wachtwoord is ingeschakeld, voert u het in om het menusysteem te openen.
• Als de sensor is uitgerust met een sensorbescherming, moet de kalibratie worden uitgevoerd met
aanwezige sensorbescherming.
• Als u vermoedt dat er zwavelwaterstofgas aanwezig is, moet de omgeving van de sensor gezuiverd
worden met nullucht.
De sensor kalibreren:
1. Bevestig een reduceerventiel aan de nulluchtcilinder (indien gebruikt) en de kalibratiecilinder.
2. Bevestig de kunststof kalibratiekop (onderdeelnummer 1400152-1 of 1400154) onder op de sensor als dit nog niet
gedaan is.
3. Bevestig de leiding op de kunststof steel die uit de kalibratiekop steekt.
4. Druk het andere uiteinde van de leiding over het reduceerventiel van de nulgascilinder. Zorg ervoor dat de leiding de
gasuitlaat volledig omvat.
5. Houd de EZ-aanraakknop ingedrukt totdat Kalibratie wordt weergegeven, laat dan los.
NL
5.6 XCell-sensoren
voor nulpuntkalibratie.
kalibreren. Wanneer het display vraagt
en kan niet worden gebruikt. Als
2
5 Kalibratie
74