I BEDIENINGSELEMENTEN
4) Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich rechts
van de voetsteun.
Door dit pedaal in te drukken wor-
den de achterremmen geactiveerd.
1. Rempedaal
Wanneer deze wordt losgelaten
moet het rempedaal automatisch
terugkeren naar zijn oorspronkelijke
stand.
Het remeffect is evenredig met de
kracht die op de hendel wordt uit-
geoefend.
OPMERKING: Net als bij andere
voertuigen op wielen verschuift het
gewicht bij het remmen naar de
voorwielen. Om efficiënter te kun-
nen stoppen, verdeelt het remsys-
teem meer remkracht naar de
voorwielen. Dit beïnvloedt het rijge-
drag en de besturing van het voer-
tuig wanneer u bruusk remt. Houd
hier rekening mee bij het remmen.
Als het remsysteem het zou laten
afweten, kan de achterrem worden
gebruikt met het rempedaal.
5) Contactschakelaar
(sleutel)
De contactschakelaar bevindt zich
links op het centrale paneel onder
het stuur.
88
TYPISCHE CONTACTSCHAKELAAR
1. UIT
2. ON (aan) met licht
3. AAN
UIT
Alleen in deze stand kan de sleutel
in het contact worden geplaatst of
eruit worden gehaald.
Wanneer de sleutel naar UIT wordt
gedraaid, slaat de motor af en duurt
het enkele seconden tot het elek-
trisch systeem wordt uitgescha-
keld.
OPMERKING: Hoewel de motor
kan worden stilgelegd door de
contactsleutel op UIT te draaien,
raden we u aan de motor met de
motorstopschakelaar uit te schake-
len.
AAN met licht
Wanneer de sleutel in deze stand
wordt gedraaid, wordt het elektri-
sche systeem van het voertuig ge-
activeerd in combinatie met de
meter en de lichten.
De motor kan worden gestart met
de sleutel in de stand "AAN met
licht" en met omhoog getrokken
motorstopschakelaar.
AAN
Deze stand biedt dezelfde functies
als de stand "AAN met licht", be-
halve dat de lichten van het voer-
tuig uitgeschakeld worden.