II ONDERHOUDSPROCEDURES
OPMERKING
Let op dat u de ra-
diatorvinnen niet beschadigt bij
de reiniging. Gebruik geen werk-
tuigen/voorwerpen die de vinnen
kunnen beschadigen. De vinnen
zijn doelbewust erg dunne onder-
delen, om een efficiënte koeling
mogelijk te maken. GEBRUIK
VOOR HET SPOELEN ALLEEN
LAGE DRUK; GEBRUIK GEEN
HOGEDRUKREINIGER.
Laat de werking van het koelsys-
teem controleren door een erkende
Can-Am dealer.
5) Motorkoelvloeistof
Controle motorkoelvloeistofpeil
WAARSCHUWING
Controleer het koelvloeistofpeil
wanneer de motor koud is.
Voeg nooit koelvloeistof toe aan
het koelsysteem terwijl de mo-
tor heet is.
Plaats het voertuig op een vlakke
ondergrond.
Verwijder de meterhouder.
TYPISCH
Stap 1:
Optrekken
Stap 2:
Schuif
Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir.
134
WAARSCHUWING
Waarschuwing: Verwijder de
dop van het koelvloeistofreser-
voir niet als de motor warm is.
Wanneer het voertuig op een vlak
oppervlak staat moet het vloeistof-
peil tussen de MIN. en MAX.
merktekens van het koelmiddelre-
servoir staan.
1. Motorkoelvloeistofreservoir
OPMERKING: Wanneer u het peil
controleert bij een temperatuur van
minder dan 20 °C, mag het iets
onder het MIN. merkteken liggen.
Vul zoveel koelvloeistof bij als no-
dig.
Gebruik een trechter om morsen
te vermijden. Nooit te veel
bijvullen.
Sluit de dop van het reservoir op-
nieuw en draai hem stevig aan.
Plaats de meterhouder terug.