Bodemklep
Om van veschillende gewassen gelijkmatige verde-
ling van het zaaizaad te verzekeren, zijn er onder
het combi-zaaiwiel verende en verstelbare bodem-
kleppen geplaatst. Met de verstelhandle voor de
bodemklep (fig. 3) kan er voor 6 verschillende stan-
den gekozen worden:
Stand 1,
b.v. koolzaad
Stand 2,
b.v. tarwe
Stand 3,
b.v. spelt
Stand 4,
b.v. lupinen
Stand 5,
b.v. erwten
Stand 6,
b.v. bonen
Fig. 3
Let op:
bij grofkorrelig zaaizaad (erwten en bonen) moet er
afhankelijk van de maat richel 5 of 6 gekozen wor-
den. Het handvat voor de bodemklep mag niet
gebruikt worden om de zaaihoeveelheid in te stel-
len. Te open bodemkleppen resulteren in onregel-
matig uitzaaien, en te ver gesloten bodemkleppen
kunnen tot beschadiging van het zaaizaad leiden.
Instellen van de bodemkleppen
a: De voorspanning van de bodemkleppen
controleren
•
Bij ca. 3 bodemkleppen moet de opspanning
gemeten worden met behulp van een schuif-
maat (fig. 4) via de leegkleppen (bij deze me-
ting moet het handvat voor de bodemkleppen in
stand 3 staan).
•
Bij een correcte voorspanning moet de maat
8,5 mm zijn (fig. 4).
Fig. 4
b: De opspanning van de bodemkleppen instel-
len
•
Met behulp van een 8 mm topsleutel (fig. 5)
wordt de voorspanning op de gewenste maat
ingesteld (fig. 4).
•
Na het corrigeren van de drie gekozen instellin-
gen van de bodemklep moet men rekening
houden met het gemiddelde aantal sleutelom-
wentelingen dat vereist is om de bodemkleppen
op de vereiste voorspanning te krijgen.
•
Alle bodemkleppen kunnen dan (zonder verder
te meten) met het gemiddelde aantal omwente-
lingen van de sleutel worden afgesteld.
Fig. 5
7