Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Instrumenten en bedieningsorganen
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt een
paar slagen.
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Hendel van u af duwen. De achter‐
ruitwisser wist in de intervalstand. Om
uit te schakelen, de hendel nogmaals
naar voren duwen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als u de hendel naar voren blijft du‐
wen, dan wordt er sproeiervloeistof
tegen de achterruit gespoten.
Na het inschakelen van de ruitenwis‐
ser en de achteruitversnelling, wordt
de achterruitwisser automatisch inge‐
schakeld. Deze functie kan worden
geactiveerd of gedeactiveerd. Per‐
soonlijke instellingen 3 98.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
75