186
Verzorging van de auto
5. Wielbouten losdraaien.
6. Wiel verwisselen.
7. Wielbouten indraaien.
8. Auto laten zakken.
9. Wielsleutel aanbrengen, let er
hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielbouten kruislings aan‐
halen. Het aanhaalmoment be‐
draagt 110 Nm.
10. Wieldop voor het aanbrengen zo
verdraaien dat de ventielopening
over het bandventiel valt.
Wielboutdoppen aanbrengen.
11. Het vervangen wiel 3 181 en het
boordgereedschap 3 176 opber‐
gen.
12. Bandenspanning alsmede het
aanhaalmoment van de wielbou‐
ten van het gemonteerde wiel zo
spoedig mogelijk controleren.
Defecte band laten vervangen of re‐
pareren.
Reservewiel
Sommige auto's hebben in plaats van
een reservewiel een bandenrepara‐
tieset.
Het reservewiel kan afhankelijk van
de uitvoering en de landelijke bepa‐
lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt.
Het reservewiel heeft een stalen velg.
Is het gemonteerde reservewiel klei‐
ner dan de andere wielen of wordt het
gebruik in combinatie met winterban‐
den, dan kunnen de rijeigenschappen
negatief worden beïnvloed. Defecte
band zo spoedig mogelijk laten ver‐
vangen.
Het reservewiel ligt in de bagage‐
ruimte onder de vloerafdekplaat. Het
zit vast met een vleugelmoer.
In de Corsa bestelwagen zit het re‐
servewiel onder aan de vloerafdek‐
plaat vastgeschroefd. Kunststof moer
losdraaien om de afdekking op te til‐
len. Tussen het reservewiel en de
vloerafdekplaat zit een afstandsring.
De kuip van het reservewiel is niet
ontworpen voor alle toegestane ban‐
denmaten. Als na het verwisselen
van een wiel een breder wiel dan de
reserveband in de reservewielkuip
wordt gelegd, dan zal de vloerafdek‐
plaat op het uitstekende wiel rusten.