132
Rijden en bediening
Moet de auto uit de verkeersstroom
worden gehaald, dan de koppeling
als volgt lossen:
1. De handrem aantrekken en het
contact uitzetten.
2. Motorkap openen 3 152.
3. Versnellingsbak ter hoogte van
het afsluitdeksel schoonmaken,
zodat er na het verwijderen van
het deksel geen vuil in de opening
kan komen.
4. Afsluitdeksel losdraaien en naar
boven toe wegtillen.
5. Met een platte schroevendraaier
de stelschroef onder het deksel
rechtsom draaien totdat u een dui‐
delijke weerstand voelt. De kop‐
peling is daarmee gelost.
6. Schoongemaakt afsluitdeksel te‐
rugplaatsen. Het afsluitdeksel
moet nauw op de behuizing aan‐
sluiten.
Voorzichtig
Niet verder draaien dan de weer‐
stand, omdat de versnellingsbak
anders beschadigd kan raken.
Voorzichtig
Wegslepen van de auto en starten
van de motor is bij een op deze
manier geloste koppeling niet toe‐
gestaan. De auto mag echter wel
over een korte afstand worden
verplaatst.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Remmen
Het remsysteem omvat twee onaf‐
hankelijke remcircuits.
Wanneer een remcircuit uitvalt, kan
de auto nog met het andere circuit
worden afgeremd. De remmen wer‐
ken dan achter pas goed als het rem‐
pedaal zeer diep wordt ingetrapt.
Daarvoor is een aanzienlijk grotere
krachtsinspanning nodig. De remweg
wordt langer. Alvorens de reis te ver‐
volgen, de hulp van een werkplaats
inroepen.
Bij uitgeschakelde motor verdwijnt de
rembekrachtiging na het een- tot
tweemaal intrappen van het rempe‐
daal. De remwerking wordt hierdoor
niet verminderd, maar er is aanzienlijk
meer kracht nodig om het rempedaal
te bedienen. Vooral bij het slepen
hiermee rekening houden.
Controlelamp R 3 84.
Antiblokkeersysteem
Het antiblokkeersysteem (ABS) voor‐
komt dat de wielen blokkeren.