Inschakelen met de
afstandsbediening
Druk opnieuw op toets p binnen
10 seconden na het vergrendelen.
Diefstalalarmsysteem
Het diefstalalarmsysteem vormt één
geheel met de diefstalbeveiliging en
wordt als zodanig bediend.
Het bewaakt:
■ Portieren, achterklep, motorkap,
■ Contact.
Bij het ontgrendelen van de auto wor‐
den beide systemen tegelijk uitge‐
schakeld.
Lichtdiode (led)
De eerste 10 seconden na het inscha‐
kelen van het diefstalalarmsysteem:
Led aan
= test, vertraagde
ontsteking,
Led
= portier, achterklep, mo‐
knippert
torkap open of sys‐
snel
teemfout.
Sleutels, portieren en ruiten
Als er na het inschakelen van het dief‐
stalalarmsysteem 10 seconden zijn
verstreken:
Led
= systeem
knippert
ingeschakeld.
langzaam
Bij storingen de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Alarm
Bij het afgaan geeft het alarm een
akoestisch (claxon) en een visueel
signaal (noodknipperlichten). Het
aantal en de duur ervan zijn door de
wet voorgeschreven.
Het alarmsignaal kan worden afge‐
broken door het indrukken van een
willekeurige toets op de afstandsbe‐
diening of door het inschakelen van
het contact. Daarbij wordt ook het
diefstalalarmsysteem uitgeschakeld.
27