Als de auto met de toets r is uitge‐
rust, kan het systeem worden uitge‐
schakeld door op de toets te drukken.
Storing
Bij een storing in het systeem licht
r op.
Ook gaat r knipperen als er door
tijdelijke omstandigheden, zoals
dichtgesneeuwde sensoren, een sys‐
teemstoring wordt waargenomen.
Controlelamp r 3 85.
Belangrijke tips voor het gebruik
van parkeerhulpsystemen
9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals ex‐
terne geluidsbronnen ertoe leiden
dat het systeem obstakels niet
waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste
gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
De sensoren werken eventueel
minder goed wanneer deze bijv.
met ijs of sneeuw zijn bedekt.
De parkeerhulpsystemen werken
bij een zware belading eventueel
minder goed.
Rijden en bediening
Voor grotere voertuigen (bijv. ter‐
reinwagens, minivans, bestelwa‐
gens) gelden speciale voorwaar‐
den. De objectherkenning in het
bovenste deel van deze voertui‐
gen kan niet worden gegaran‐
deerd.
Objecten met een erg klein reflec‐
tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
De parkeerhulp voorkomt geen
botsingen met objecten buiten het
detectiebereik van de sensoren.
Let op
Het parkeerhulpsysteem herkent
automatisch een af fabriek gemon‐
teerde trekhaak. Het systeem wordt
gedeactiveerd zodra u de stekker
erin steekt.
De sensor kan een niet-bestaand
voorwerp (storingsecho) herkennen
als gevolg van akoestische of me‐
chanische invloeden van buitenaf.
137