Inhoudsopgave
Advertenties
7.1.3
Tijdschakeling van de centrale verwarming
• Vakantie: de regelaar beschikt over meerdere programma's voor de
vakantiefunctie, die de kamertemperatuur tijdens een ingestelde pe-
riode op een lager of hoger niveau instellen.
• Externe regeling: de regelaar kan extern worden beïnvloed. Dat be-
tekent, dat een vooringestelde functie wordt uitgevoerd, zodra de re-
gelaar een ingangssignaal ontvangt.
7.1.4
Bedrijfsmodi
• Met elektrische bijverwarming: de warmtepomp kan zodanig wor-
den gedimensioneerd, dat het vermogen daarvan iets onder de maxi-
male behoefte van het huis ligt en de geïntegreerde elektrische
bijverwarming de vraag dekt, zodra de warmtepomp alleen niet meer
voldoende is.
Bovendien wordt de elektrische bijverwarming in alarmmodus en
door de functie extra warm water en door thermische desinfectie ge-
activeerd.
7.2
Energiemeting
De energiemeting in de warmtepomp is gebaseerd op een druk- en tem-
peratuursensor in het koelcircuit en op het compressortoerental en het
ingangsvermogen van de frequentieomvormer. De foutmarge bij de bere-
kening is normaal gesproken 5-10%.
8
Werkingscontrole
8.1
Koelmiddelcircuit
Laat werkzaamheden aan het koelmiddelcircuit alleen door gekwalifi-
ceerde servicemedewerkers met expertise in koelmiddel uitvoeren.
GEVAAR
Risico door giftig gas
Het koelmiddelcircuit bevat materiaal dat een giftig gas kan vormen bij
ontsnappen of bij blootstelling aan open vuur. Het gas blokkeert de
ademhalingswegen zelfs bij lage concentraties.
▶ Wanneer het koelmiddelcircuit lekt moet de ruimte onmiddellijk wor-
den verlaten en voldoende worden geventileerd.
Wanneer de warmtepomp start en er snelle temperatuurveranderingen
optreden, kunnen er bellen verschijnen in het inspectievenster (zie on-
derstaande afbeelding).
Afb. 23
In geval van aanhoudende luchtbellen:
▶ Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Compress 6000 – 6721818785 (2023/09)
8.2
Aanduiding op manometer
0,5 bar
1 bar
1,5 bar
Tabel 7 Bedrijfsdruk
▶ Wanneer de wijzer onder 0,5 bar staat (in koude omstandigheden):
▶ Wanneer de druk niet constant blijft: controleer of het expansievat en
8.3
De druk in het bronsysteem mag niet afnemen tot onder het min-niveau.
Wanneer het gewenste vloeistofniveau te laag is, moet worden bijgevuld
als volgt:
De warmtepomp moet altijd in bedrijf zijn tijdens het bijvullen.
▶ Verwijder het deksel op het ventiel bovenop het vat. Open vervolgens
▶ Waarborg dat het ventiel helemaal geopend is.
▶ Vul met antivries (tot 2/3) met behulp van een schoonwaterkan of
▶ Sluit het ventiel en schroef het deksel op.
8.4
Controleer de temperaturen in het CV- en brijncircuit na 10 minuten be-
drijfstijd.
Het temperatuurverschil over de warmtepomp moet voor de verschillen-
de verwarmingsinstallaties worden ingesteld.
▶ Temperatuurverschil tussen verwarmingsaanvoer en -retour is onge-
▶ Temperatuurverschil tussen brijnaanvoer en -retour is ongeveer 2 ...
Bij een te klein temperatuurverschil:
▶ Verlaag het toerental van de betreffende pomp (G2 of G3) zodat de
Bij een te groot temperatuurverschil:
▶ Verhoog het toerental van de betreffende pomp (G2 of G3) zodat de
0010043833
Bedrijfsdruk van de verwarmingsinstallatie instellen
Minimale vuldruk (in koude CV-installatie)
Normale vuldruk.
De maximale vuldruk bij de maximale temperatuur
van het CV-water mag niet overschreden worden
(veiligheidsklep opent).
vul water bij tot de wijzer weer ongeveer 1 bar aanwijst.
de verwarmingsinstallatie lekdicht zijn.
Vuldruk in het broncircuit
voorzichtig het ventiel.
iets dergelijks.
Bedrijfstemperaturen
veer 7... 10 K.
5 K, aanbeveling: 2 ... 3 K..
aanvoer vermindert.
aanvoer toeneemt.
Werkingscontrole
19
Advertenties
Inhoudsopgave
