10.6
Externe regeling
Wanneer een externe ingang is aangesloten, voert de bedieningseenheid
functies uit die zijn ingesteld op Ja of gescheiden van 0 (Kamertempe-
ratuur). Wanneer de externe ingang niet langer is gesloten, keert de be-
dieningseenheid terug naar normale modus. Alleen geïnstalleerde
functies worden getoond. Hier volgen de functies voor externe ingang 1
en externe ingang 2 per warmtepomp en de externe ingang voor circuit
2, 3 enz.
8.1 Warmtepomp 1
8.1.1 Externe ingang 1
8.1.1.1Ingang inverteren
▶ Kies Ja wanneer het signaal van de ingang moet worden omgevormd,
bijvoorbeeld bij een defect contact.
8.1.1.6 Bijverwarming 100 % blokkeren bij geactiveerde stroombe-
veiliger
8.1.1.8 Max. vermogen bijverwarming bij geactiveerde stroombe-
veiliger
8.1.1.9 Blokkeren compressor 1
8.1.1.10 Blokkeren compressor 2
8.1.1.11 Blokkeren bijverwarming
8.1.1.12 Blokkeren verw. bij geact. temp.begr vloerverw.
8.1.1.13 Blokkeren verwarming
8.1.1.14 Kamertemperatuur
▶ Stel de kamertemperatuur in die moet worden gebruikt wanneer ex-
terne besturing is geactiveerd.
▶ Waarde >0 °C schakelt de functie in.
8.1.1.15 Blokkeren warmwaterproductie
8.1.1.16 Collectorcircuitpomp starten
8.1.1.17 Alarm bij lage druk in collectorcircuit
Voor de functie is een drukschakelaar nodig, geïnstalleerd op het brijn-
circuit en aangesloten op de externe ingang. Bij een verkeerde druk in het
circuit sluit de externe ingang en wordt er een alarm van categorie A ge-
activeerd.
8.1.2 Externe ingang 2
▶ Stel de waarden op dezelfde manier in als voor 8.1.1 Externe ingang
1
8.2 Warmtepomp 2
▶ Stel de waarden op dezelfde manier in als voor 8.1 Warmtepomp 1.
8.5 Externe ingang circuit 2
8.5.1 Ingang inverteren
▶ Kies Ja wanneer het signaal van de ingang moet worden omgevormd,
bijvoorbeeld bij een defect contact.
8.5.2 Blokkeren verw. bij geact. temp.begr vloerverw.
8.5.3 Blokkeren verwarming
8.5.6 Kamertemperatuur
▶ Stel de kamertemperatuur in die moet worden gebruikt wanneer ex-
terne besturing is geactiveerd.
▶ Waarde >0 °C schakelt de functie in.
Wanneer een temperatuurverandering voor een bepaald verwarmings-
circuit wordt gekozen voor verschillende externe ingangen, wordt de
hoogste temperatuur gebruikt.
8.6 Externe ingang circuit 3
▶ Stel de waarden op dezelfde manier in als voor 8.5 Externe ingang
circuit 2.
8.7 Externe ingang circuit 4
Compress 6000 – 6721818785 (2023/09)
▶ Stel de waarden op dezelfde manier in als voor 8.5 Externe ingang
circuit 2.
10.7
Installateur
Het volgende is hier te vinden:
9.1 Algemeen
9.2 Warmtepomp x capaciteit
9.6 Aangesloten I/O-kaarten
9.7 Werkingsveld compressor
9.8 Opgewekte energie
9.9 Bedrijfstijden en verbruik
9.10 Temperaturen
9.11 Programmeerbare uitgangen
9.12 Ingangen
9.13 Uitgangen
9.16 Circulatiepompen
9.1 Algemeen
9.1.1 Functieteststand
De vastloopbeveiliging is verschillend in de zomer- en wintermodus om
de tijd te verminderen die het duurt om de vastloopbeveiliging uit te voe-
ren en te voorkomen dat het gehele systeem moet worden uitgeschakeld
tijdens een vastloopbeveiliging in de winter.
Functieteststand in zomerbedrijf
Een vastloopbeveiliging zal alleen starten als er geen vraag is. Indien no-
dig, wacht de vastloopbeveiliging maximaal een uur tot deze stopt. An-
ders wacht de vastloopbeveiliging tot de volgende cyclus. Warmtepomp
1 wordt eerst ingeschakeld, dan warmtepomp 2, enz. 3-wegklep en
pompen draaien 1 minuut en verlengen de bedrijfsduur van de betreffen-
de mengklep met 10 s. Tussen de componenten wordt een pauze van
30 s genomen. Tijdens de vastloopbeveiliging worden sommige delen
van de verwarmingsinstallatie korte tijd heet, wat volkomen normaal is.
De vastloopbeveiliging wordt niet onderbroken als er tijdens de vast-
loopbeveiliging een warmwatervraag is. De warmwatertemperatuur kan
afnemen. De juiste tijd voor een vastloopbeveiliging is wanneer warmwa-
terverbruik laag is, bijvoorbeeld 's nachts.
Functieteststand in winterbedrijf
Tijdens de wintermodus worden kleppen, mengkleppen en pompen, die
normaal gesproken niet in bedrijf zijn gedurende de winter, meegeno-
men in de vastloopbeveiliging (geldt voor accessoires zoals koelen,
zwembad en zonne-energie). De vastloopbeveiliging kan tijdens bedrijf
worden uitgevoerd.
9.1.1.1 Dag van de week
9.1.1.2 Starttijd
▶ Stel de datum en tijd in voor de vastloopbeveiliging van belangrijke
onderdelen van de installatie. De vastloopbeveiliging waarborgt dat
belangrijke onderdelen niet vast komen te zitten gedurende de perio-
de gedurende welke deze niet worden gebruikt.
9.1.3 Max. toegestane aanvoertemperatuur T1
9.1.4 Bedrijfsmodus
Instellingen
35