Nr.
Naam
16
Programmaversie
Tabel 22 Programmaversie menu
10
Instellingen
10.1
Kamertemperatuur
Druk op
in de standaardweergave om naar het hoogste menuniveau
te gaan. Kies 1 Kamertemperatuur om de verwarming aan te passen.
U vindt het volgende onder 1 Kamertemperatuur:
• 1.1 Circuit 1 verwarming
• 1.3/1.4 Circuit 2, 3... (accessoire)
• 1.10 Algemeen
1.1 Circuit 1 verwarming
1.1.2 Type verwarmingssysteem
▶ Kies Type verwarmingssysteem, Radiator of Ondervloer.
De standaardwaarden voor stooklijnen van het type Radiator hebben
stooklijnwaarden (aanvoertemperatuur) van 22 °C bij een buitentempe-
ratuur van 20 °C, 37,4 °C bij -2,5 °C en 60 °C bij -35 °C (rechter eindpunt
van de stooklijn).
De standaardwaarden voor stooklijnen van het type Ondervloer hebben
stooklijnwaarden (aanvoertemperatuur) van 22 °C bij een buitentempe-
ratuur van 20 °C, 27,2 °C bij -2,5 °C en 35 °C bij -35 °C. Bij temperaturen
hoger dan 20 °C geldt dezelfde stooklijnwaarde als bij 20 °C.
Het rechter eindpunt van de stooklijn (-35 °C) kan worden aangepast in
1.10.4 Minimum buitentemperatuur. De instelde waarde geldt voor
alle stooklijnen. Een verandering van het rechter eindpunt beïnvloedt de
aanvoertemperatuur voor alle buitentemperaturen onder de ingestelde
temperatuur.
1.1.3 Max. toegestane aanvoertemperatuur T1
1.1.4 Min. toegestane aanvoertemperatuur T1
• Stel de maximale en minimale toegestane temperatuur in voor T1.
Waarborg dat de waarde past bij de geselecteerde stooklijn en even-
tuele stooklijnaanpassingen.
• Controleer ook of de maximale temperatuur T1 bij Ondervloer niet
de toegestane waarde voor het betreffende vloertype overschrijdt.
De stooklijn is de basis voor de berekening van de gewenste waarde van
de aanvoertemperatuur. De meeste andere temperaturen voor de ver-
warming zijn gerelateerde aan de kamertemperatuur. Deze waarden
worden door de bedieningseenheid omgezet in waarden voor de aan-
voer.
1.1.5 Stooklijn
De stooklijn legt de relatie tussen de besturing door de bedieningseen-
heid van de temperatuur van het CV-water naar het circuit en geeft aan
hoe hoog deze moet zijn in relatie tot de buitentemperatuur. De bedie-
ningseenheid verhoogt de temperatuur van het warme water wanneer de
buitentemperatuur daalt. De temperatuur van het warme water naar het
circuit, dat wil zeggen de aanvoertemperatuur, wordt gemeten door sen-
sor T1 voor circuit 1 (volledige naam E11.T1) en sensor T1 voor circuit
2 (volledige naam E12.T1).
Elk circuit wordt geregeld via de eigen stooklijn. De installateur stelt het
type verwarmingsinstallatie voor elk circuit in, d.w.z. Radiator of Onder-
Compress 6000 – 6721818785 (2023/09)
Default
Min.
vloer. De stooklijn voor Ondervloer heeft lagere waarden omdat de
vloer hogere temperaturen niet toestaat.
T1(˚C)
80
70
60
50
40
30
20
10
20
15
Afb. 28 Radiator
De afbeelding toont de af fabriek ingestelde stooklijn voor het radiator-
circuit. Bij -2,5 is de gewenste waarde voor de aanvoer 37,4 °C.
T1(˚C)
80
70
60
50
40
30
20
10
20
15
Afb. 29 Ondervloer
De afbeelding toont de af fabriek ingestelde stooklijn voor de vloerver-
warming. Bij -2,5 is de gewenste waarde voor de aanvoer 27,2 °C.
Instelling Stooklijn
Wanneer de stooklijn te hoog wordt ingesteld, wordtStooklijninstelling
te hoog getoond in het display.
▶ Instelling van de stooklijn.
De stooklijn is ingesteld voor elk verwarmingscircuit. Wanneer de kamer-
temperatuur te hoog of te laag is in het circuit, verdient het de voorkeur
de stooklijn aan te passen. De stooklijn kan op verschillende manieren
worden aangepast. De hellingshoek van de stooklijn kan worden veran-
derd door de aanvoertemperatuur ter verschuiven naar boven of bene-
den aan het linker (de waarde bij buitentemperatuur 20 °C,
Max.
Opties
10
5
0
-5
-10
-15
10
5
0
-5
-10
-15
Instellingen
Toe-
gangsni-
veau
1
-20
-25
-30
-35
T2(˚C)
0010044200
-20
-25
-30
-35
T2(˚C)
0010044201
29