Gebruiken als masterkeyboard (modus Master)
4 Programmanummer (alleen aanduiding)
Bepaalt het programmanummer (Voicenummer,
Performancenummer, Songnummer of Patroonnummer) dat
wordt opgeroepen als de master wordt geselecteerd. Het
programmatype is afhankelijk van de opgeslagen modus.
Als de modus Voice is opgeslagen:
Als de modus Performance is
opgeslagen:
Als de modus Song is opgeslagen:
Als de modus Pattern is opgeslagen:
5 Octave
Duidt de instelling van Keyboard Octave aan die via de
knoppen OCTAVE is ingesteld. Deze parameter bepaalt
hoeveel hoger of lager de toonhoogte van elke toets is
vergeleken met de normale toonhoogte.
6 Knoppen 1 – 8
Duidt de parameters aan waaraan de respectievelijke
knoppen 1 – 8 zijn toegewezen, plus hun huidige waarden.
Druk herhaaldelijk op de knop [SELECTED PART CONTROL]
om heen en weer te schakelen tussen de parametersets
(aangeduid door de lampjes). Zie verderop voor meer
informatie over de parameters.
Als de modus Voice is opgeslagen:
Als de modus Performance is
opgeslagen:
Als de modus Song is opgeslagen:
Als de modus Pattern is opgeslagen:
7 Besturingsschuiven 1 – 8
Duidt de niveaus aan van de respectievelijke
besturingsschuiven 1 – 8. Wat er via de besturingsschuiven
wordt aangepast, is afhankelijk van de opgeslagen modus in
de huidige master.
Master Edit (master bewerken)
In de modus Master Edit kunt u uw eigen originele masterprogramma's maken met maximaal acht verschillende zones
(toetsenbordsecties) door de verschillende parameters te bewerken. Om de modus Master Edit te activeren, drukt u op de knop
[EDIT] in de modus Master Play. Druk op de knop [EXIT] om terug te keren naar de oorspronkelijke display.
Common Edit (algemene
bewerking) en Zone Edit
(zonebewerking)
In de modus Master kunt u het toetsenbord indelen in
maximaal acht onafhankelijk te bespelen secties (de
zogenoemde 'zones'). U kunt aan elke zone verschillende
MIDI-kanalen en functies voor de knoppen en
besturingsschuiven toewijzen. Hierdoor wordt het mogelijk
verschillende partijen van de multitimbrale toongenerator
gelijktijdig met één toetsenbord te regelen. Bovendien kunt u
in aanvulling op de interne voices van de synthesizer zelf via
verschillende kanalen de voices van een extern MIDI-
instrument regelen en zo de MOTIF XF het werk van
verschillende toetsenborden laten doen. U kunt de
parameters voor de acht zones instellen in de modus Master
Edit en deze instellingen opslaan als User Master.
212
MOTIF XF Naslaggids
Voicebank/-nummer
Performancebank/-
nummer
Songnummer
Patroonnummer
Zie pagina 46.
Zie pagina 94.
Zie pagina 138.
Zie pagina 168.
Als de modus Voice is opgeslagen:
Als de modus Performance is
opgeslagen:
Als de modus Song is opgeslagen:
Als de modus Pattern is opgeslagen:
8 Zonenaam
Duidt de naam aan van elke zone.
9 Note Limit / Range
Duidt voor elke zone het nootbereik aan, met de nootnaam
en de horizontale grafiek.
[SF1] ARP1 – [SF5] ARP5 (Arpeggio 1 – 5)
Als de opgeslagen modus Voice of Performance is, wordt
een ander arpeggiotype toegewezen aan elk van de
knoppen [SF1] ARP1 t/m [SF5] ARP5 volgens het voice- of
performancenummer. De arpeggiotypen worden aan de
knoppen toegewezen via het symbool van de achtste noot in
de display. U kunt deze op elk moment tijdens uw
keyboardspel oproepen door op deze knoppen te drukken.
[SF1] Scene1 – [SF5] Scene5
Als de opgeslagen modus Song of Pattern is, wordt een
andere scene-instelling toegewezen aan elk van de knoppen
[SF1] – [SF5] volgens het song- of patroonnummer.
) [SF6] TAP
De snelheid waarmee u deze knop herhaaldelijk indrukt,
bepaalt het afspeeltempo van de Arpeggio/Song/Pattern.
Er zijn twee typen Master Edit-displays: displays om de
gemeenschappelijke parameters voor alle acht zones
te bewerken en displays om de afzonderlijke zones
te bewerken.
Master Edit-procedure
1
Druk op de knop [MASTER] om de modus
Master Play te activeren en selecteer
een Master.
2
Druk op de knop [EDIT] om de modus Master
Edit (master bewerken) te activeren.
Volume van elementen 1 – 8
Volume van partijen 1 – 4
Volume van partijen 1 – 16