Waarschuwingssysteem voor bandenspanning
Het waarschuwingssysteem voor bandenspanning van dit voertuig meet niet rechtstreeks de
bandenspanning, maar controleert en vergelijkt de afrolradius en
omwentelingseigenschappen van elk wiel en elke band tijdens het rijden om te bepalen of één
of meer banden een zeer lage spanning hebben.
Controlelampje lage bandenspanning/waarschuwingssysteem bandenspanning
a
■
Kalibratie van het waarschuwingssysteem voor bandenspanning
U moet het waarschuwingssysteem voor bandenspanning kalibreren telkens wanneer u:
•
De druk in één of meer banden aanpast.
•
De wielen roteert.
•
Eén of meer banden vervangt.
Alvorens het waarschuwingssysteem voor bandenspanning te kalibreren:
•
De koude bandenspanning voor alle vier de banden instellen.
2 Banden controleren BLZ. 644
Zorg ervoor dat:
•
Het voertuig volledig stilstaat.
•
(
P
De transmissie in de stand
•
De voedingsmodus op AAN staat.
Hierdoor gaat het controlelampje van het
waarschuwingslampje voor lage bandenspanning
branden en verschijnt er een bericht op de meter.
staat.
uuTijdens het rijdenuWaarschuwingssysteem voor bandenspanning
1Waarschuwingssysteem voor bandenspanning
Het systeem controleert de banden niet tijdens het rijden bij
lage snelheid.
Lage omgevingstemperaturen en hoogteveranderingen zijn
direct van invloed op de bandenspanning en kunnen ertoe
leiden dat het controlelampje lage bandenspanning/
waarschuwing bandenspanning gaat branden.
De bandenspanning van banden die zijn gevuld in:
•
warm weer kan in koud weer te laag worden.
•
De bandenspanning bij koud weer kan in warm weer te
hoog worden.
Het controlelampje lage bandenspanning/
waarschuwingssysteem bandenspanning gaat niet branden
bij te hoge bandenspanning.
Het is mogelijk dat het waarschuwingssysteem voor
bandenspanning niet goed functioneert wanneer het
bandentype en de bandenmaat gemengd zijn.
Zorg dat u banden van hetzelfde type en dezelfde maat
gebruikt.
Banden controleren en onderhouden
2
De controlelampjes van het systeem van de
voertuigstabiliteitsregeling (VSA), de Adaptive Cruise Control
(ACC) met Low Speed Follow, het remsysteem (oranje), de
veiligheidsondersteuning en voor lage bandenspanning/
waarschuwingssysteem voor bandenspanning gaan mogelijk
oranje branden en er wordt een bericht op de interface voor
bestuurdersinformatie weergegeven wanneer u de
voedingsmodus op AAN zet nadat de accu opnieuw is
aangesloten.
Rijd een korte afstand met een snelheid van meer dan 20 km/h.
Alle genoemde controlelampjes zouden uit moeten gaan. Als er
een niet uit gaat, laat u het voertuig door een dealer
controleren.
WORDT VERVOLGD
BLZ. 644
471