•
Rijden op ruwe of onverharde wegen of op slecht wegdek.
•
Tijdens het rijden op wegen met dubbele strepen.
•
Bij het rijden op besneeuwde of gladde wegen.
•
Het wegdek is slechts deels zichtbaar vanwege sneeuw of plassen op de weg.
•
Er bevindt zich een laagje water of er zijn plassen op het wegdek.
•
Witte (of gele) strepen worden niet correct herkend als gevolg van wegomstandigheden
zoals bochten of heuvels.
•
Bij het rijden op ongeplaveide wegen of wegen met sporen.
•
Bij een afrit.
Rijstrook zonder wegmarkering
a
WORDT VERVOLGD
uuHonda SensinguTraffic Jam Assist
551