uuTijdens het rijdenuVoertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA)
Voertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA)
VSA helpt het voertuig in bochten te stabiliseren indien het voertuig meer of minder draait dan
was bedoeld. Het helpt ook bij het handhaven van tractie op gladde wegdekken. Dit gebeurt
door regeling van het vermogen van benzinemotor en elektromotor en selectieve toepassing
van de remmen.
■
Werking van VSA-systeem
Controlelampje VSA-systeem
a
468
Wanneer VSA wordt geactiveerd, merkt u mogelijk
dat de benzinemotor en elektromotor niet op het
gaspedaal reageren. Wellicht hoort u ook geluid uit
het hydraulische remsysteem. Ook ziet u dat het
controlelampje gaat knipperen.
1Voertuigstabiliteitsassistentiesysteem (VSA)
Het is mogelijk dat het VSA-systeem niet goed functioneert
bij gemengde bandtypes en bandmaten. Zorg ervoor dat u
banden van hetzelfde type en dezelfde maat gebruikt en dat
de bandenspanningen aan de specificaties voldoen.
Wanneer het VSA-controlelampje tijdens het rijden gaat
branden en blijft branden, is het mogelijk dat er een
probleem in het systeem is. Hoewel het mogelijk is dat dit
geen belemmering vormt bij normaal rijden, dient u uw
voertuig onmiddellijk door uw dealer te laten controleren.
VSA kan niet in alle rijomstandigheden de stabiliteit
verbeteren en regelt niet het volledige remsysteem. U dient
nog steeds met een voor de omstandigheden passende
snelheid te rijden en bochten te nemen en altijd een
bepaalde veiligheidsmarge in acht te nemen.
De belangrijkste functie van het VSA-systeem is de
elektronische stabiliteitsregeling (ESC). Het systeem bevat
ook een tractieregelingsfunctie.
De controlelampjes van het systeem van de
voertuigstabiliteitsregeling (VSA), de Adaptive Cruise Control
(ACC) met Low Speed Follow, het remsysteem (oranje), de
veiligheidsondersteuning en voor lage bandenspanning/
waarschuwingssysteem voor bandenspanning gaan mogelijk
oranje branden en er wordt een bericht op de interface voor
bestuurdersinformatie weergegeven wanneer u de
voedingsmodus op AAN zet nadat de accu opnieuw is
aangesloten.
Rijd een korte afstand met een snelheid van meer dan 20 km/h.
Alle genoemde controlelampjes zouden uit moeten gaan. Als er
een niet uit gaat, laat u het voertuig door een dealer
controleren.