uuUw voertuig parkerenuParkeersensorsysteem
Parkeersensorsysteem
De hoek- en middensensoren controleren op obstakels rond uw voertuig en de zoemer, de
interface voor bestuurdersinformatie en het audio-/informatiescherm informeren u over de
geschatte afstand tussen uw voertuig en het obstakel.
■
De sensorlocatie en -bereik
Hoeksensoren voor
a
Hoeksensoren achter
b
Middensensoren voor
c
Middensensoren achter
d
586
1Parkeersensorsysteem
Zelfs wanneer het systeem aan is, dient u voor het parkeren
altijd te controleren of er geen obstakel bij uw voertuig is.
Het is mogelijk dat het systeem niet correct werkt als:
•
De sensoren bedekt zijn met sneeuw, ijs, modder of vuil.
•
Het voertuig in warm of koud weer gereden heeft.
•
Er iets in de buurt is dat ultrasone golven of hoogfrequente
geluiden uitzendt.
•
Rijden bij slecht weer (regen, mist, sneeuw, enz.).
Het systeem kan de volgende obstakels mogelijk niet
detecteren:
•
Dunne of lage objecten.
•
Geluidsabsorberende materialen, zoals sneeuw, katoen of
spons.
•
Objecten direct onder de bumper.
Het systeem kan in de volgende situaties onterecht obstakels
detecteren:
•
Het voertuig bevindt zich op een ongelijk wegdek, zoals
gras, bobbels of een heuvel.
•
Wanneer het voertuig zich in de buurt bevindt van andere
voertuigen met radarsensoren of andere voorwerpen die
ultrasone golven uitzenden.
•
Er is spatwater in de buurt van de sensoren als gevolg van
zware regen, enz.
Bevestig geen accessoires aan of bij de sensoren.
uAls u accessoires (zoals een trekhaak of fietsenrek) op of
rond de sensoren achter plaatst, kan het systeem worden
geactiveerd als het deze accessoires als een obstakel
detecteert. Schakel in dat geval de achterste sensor uit.
Parkeersensorsysteem aan en uit
2
BLZ. 587