Apps en selecteer een activiteit. Selecteer Spaarstand om de
time-outinstellingen voor de activiteit aan te passen.
Normaal: Hiermee stelt u in dat het toestel na 5 minuten van
inactiviteit overschakelt naar de energiebesparende
horlogemodus.
Verlengd: Hiermee stelt u in dat het toestel na 25 minuten van
inactiviteit overschakelt naar de energiebesparende
horlogemodus. De verlengde modus kan de batterijduur
tussen het opladen verkorten.
De Lap-knop in- en uitschakelen
U kunt de Ronde-toets instelling inschakelen om een ronde of
rustpauze tijdens een activiteit vast te leggen met LAP. U kunt
de Ronde-toets instelling uitschakelen als u wilt voorkomen dat
u een ronde vastlegt door per ongeluk op de Lap-knop te
drukken tijdens een activiteit.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Apps.
3
Selecteer een activiteit.
4
Selecteer Ronde-toets.
De Lap-knopstatus verandert in Aan of Uit op basis van de
huidige instelling.
Wijzerplaatinstellingen
U kunt de vormgeving van de wijzerplaat aanpassen door de
lay-out, kleuren en extra gegevens te selecteren. U kunt ook
aangepaste wijzerplaten downloaden via de Connect IQ store.
De wijzerplaat aanpassen
U moet eerst een Connect IQ wijzerplaat uit de Connect IQ store
(Connect IQ functies, pagina
U kunt de wijzerplaatinformatie en de vormgeving aanpassen of
een geïnstalleerde Connect IQ wijzerplaat activeren.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Wijzerplaat > Type.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Digitaal om de vooraf geladen digitale
wijzerplaat te activeren.
• Selecteer Analoog om de vooraf geladen analoge
wijzerplaat te activeren.
• U activeert een geïnstalleerde Connect IQ wijzerplaat door
de naam te selecteren.
4
Als u een vooraf geladen wijzerplaat gebruikt, kunt u de
volgende opties selecteren:
• Selecteer Achtergrondkleur om de achtergrondkleur te
wijzigen.
• Selecteer Accentkleur om een accentkleur voor de
digitale wijzerplaat toe te voegen of te wijzigen.
• Selecteer Indeling om de stijl van de cijfers voor de
digitale wijzerplaat te wijzigen.
• Selecteer Wijzers om de stijl van de wijzers voor de
analoge wijzerplaat te wijzigen.
• Selecteer Achtergrond om de stijl van de cijfers voor de
analoge wijzerplaat te wijzigen.
• Selecteer Extra gegevens om de gegevens te wijzigen
die op de wijzerplaat worden weergegeven.
5
Selecteer UP of DOWN om de wijzerplaatopties in de
voorbeeldweergave te bekijken.
6
Selecteer START om de selectie op te slaan.
De widgetlijst aanpassen
U kunt items in de widgetlijst weergeven, verbergen of
verwijderen.
1
Houd UP ingedrukt.
18
14).
2
Selecteer Instellingen > Widgets.
3
Selecteer een widget.
4
Selecteer een optie:
• Selecteer Status om de widget in de widgetlijst weer te
geven of te verbergen.
• Selecteer Omhoog of Omlaag om de locatie van de
widget in de widgetlijst te wijzigen.
Sensorinstellingen
Kompasinstellingen
Houd UP ingedrukt en selecteer Instellingen > Sensors >
Kompas.
Kalibreer: Hiermee kunt u de kompassensor handmatig
kalibreren
(Het kompas kalibreren, pagina
Scherm: Hiermee stelt u de koersweergave op het kompas in
letters, graden of milliradialen in.
Noordreferentie: Hiermee stelt u de noordreferentie van het
kompas in
(De noordreferentie instellen, pagina
Modus: Hiermee stelt u in dat het kompas alleen elektronische
sensorgegevens (Aan), een combinatie van GPS en
elektronische sensorgegevens bij verplaatsing (Automatisch)
of alleen GPS-gegevens gebruikt (Uit).
Het kompas kalibreren
Kalibreer het elektronische kompas buiten. Zorg dat u zich niet
in de buurt bevindt van objecten die invloed uitoefenen op
magnetische velden, zoals voertuigen, gebouwen of
elektriciteitskabels.
Het toestel is al gekalibreerd in de fabriek en het maakt
standaard gebruik van automatische kalibratie. Als uw kompas
niet goed werkt, bijvoorbeeld nadat u lange afstanden hebt
afgelegd of na extreme temperatuurveranderingen, kunt u het
handmatig kalibreren.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Kompas > Kalibreer >
Start.
3
Volg de instructies op het scherm.
De noordreferentie instellen
U kunt de koersreferentie instellen die wordt gebruikt voor het
berekenen van de voorliggende koers.
1
Houd UP ingedrukt.
2
Selecteer Instellingen > Sensors > Kompas >
Noordreferentie.
3
Selecteer een optie:
• U kunt het geografische noorden instellen als
koersreferentie door Waar te selecteren.
• U kunt automatisch de magnetische afwijking instellen
voor uw locatie door Magnetisch te selecteren.
• U kunt het noorden van het grid (000º) instellen als
koersreferentie door Grid te selecteren.
• U kunt de magnetische afwijking handmatig instellen door
User te selecteren, de magnetische afwijking in te voeren
en OK te selecteren.
Hoogtemeterinstellingen
Houd UP ingedrukt en selecteer Instellingen > Sensors >
Hoogtemeter.
Auto kalibr.: Hiermee voert de hoogtemeter automatisch een
kalibratie uit telkens wanneer u GPS-tracering inschakelt.
Kalibreer: Hiermee kunt u de sensor van de hoogtemeter
handmatig kalibreren.
18).
18).
LET OP
Uw toestel aanpassen