5 Zo gaat u te werk bij het reinigen
5.2.3 Zo reinigt u de gaarruimte volautomatisch met afzonderlijke dosering
Over uw veiligheid bij de reiniging
Maakt u zich voor het begin van de reinigingswerkzaamheden absoluut vertrouwd met de onder 'Veili‐
ge omgang met het apparaat' op pagina 78 vermelde regels en waarschuwingen en volg hen op.
Vereiste voorkennis
Deze gebruikswijzen moet u kennen:
Apparaatdeur veilig openen en sluiten
■
Condensopvangbak van de beladingswagen ledigen
■
Reinigingsmiddel uit doseerflesjes in de gaarruimte inbrengen
■
Voorwaarden
U bent zodanig vertrouwd met het gebruik van de software dat u de verschillende reinigingsprofie‐
■
len kunt oproepen en starten, zie de gebruikshandleiding voor de combi-steamer.
Alle levensmiddelen zijn uit de gaarruimte verwijderd. Er bevinden zich geen vreemde voorwerpen
■
in de gaarruimte.
Alle bakken, bakplaten en roosters, alsook eventueel ander toebehoren zijn uit de gaarruimte ver‐
■
wijderd.
De afvoer van de gaarruimte is vrij en niet door resten verstopt of versperd. De zeef op de afvoer
■
van de gaarruimte is geplaatst.
De condensopvangbak in de beladingswagen (optioneel beladingswagen voor borden) is leeg.
■
De lege beladingswagen (optioneel beladingswagen voor borden) is in de gaarruimte gereden.
■
De binnenste glazen deur van het apparaat is correct vergrendeld.
■
De aanzuigplaat is correct vergrendeld.
■
De deur van het apparaat is gesloten.
■
U hebt de benodigde hulpmiddelen overeenkomstig uw reinigingsprogramma klaargezet. Zie
■
'Klaarzetten van de reinigingsmiddelen' op pagina 77.
Zo reinigt u de gaarruimte volautomatisch met afzonderlijke dosering
1.
2.
3.
4.
5.
Bedieningshandboek
Roep het reinigingsprofiel op en start de reinigingsproces.
Wacht gedurende de inweekfase (ong. 5 - 10 minuten af‐
hankelijk van het reinigingsprofiel).
Als de inweekfase beëindigd is, hoort u een geluidssig‐
■
naal.
U wordt verzocht het reinigingsmiddel toe te voegen.
■
Het benodigde aantal doseerflesjes wordt door de soft‐
■
ware weergegeven.
Open de deur van het apparaat.
Giet het reinigingsmiddel uit de doseerflesjes in de gaar‐
ruimte.
Trek, indien nodig, voor dit proces de beladingswagen uit
de gaarruimte en duw hem na het toevoegen van het rei‐
nigingsmiddel weer terug in de gaarruimte.
83
54
101
99