Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Digitale Onderwerpsprogramma's; Belichtings- En Flitscorrectie - Konica Minolta DIMAGE A200 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Digitale onderwerpsprogramma's

Digitale onderwerpsprogramma's optimaliseren de belichtings-, witbalans- en
beeldverwerkingssystemen van de camera voor specifieke omstandigheden
en onderwerpen. Gebruik de belichtingskeuzeknop om het gewenste onder-
werpsprogramma in te stellen.
Portret – voor een warme, zachte huidtint en wat extra onscherpte
in de achtergrond. De meeste portretten zien er het beste uit met
een tele-instelling; verhoudingen in een gezicht worden dan nor-
maal weergegeven, en de beperkte scherptediepte leidt tot zachte,
onscherpe achtergronden. Gebruik hij hard zonlicht of tegenlicht
flitslicht om harde schaduwen op te helderen.
Sport/Actie – voor het bevriezen van snelle acties door korte sluitertijden. Let er bij flit-
sen op dat het onderwerp zich binnen het flitsbereik bevindt (blz. 67). U kunt het flitsbe-
reik vergroten door de cameragevoeligheid hoger in te stellen (blz. 66). Een eenpootsta-
tief geeft goede ondersteuning en werkt makkelijker dan een driepoot.
Zonsondergang – om de warme kleuren van een zonsondergang optimaal weer te
geven. Staat de zon laag boven de horizon, richt de camera er dan niet lang achtereen
op. De intensiteit van het zonlicht kan de CCD beschadigen. Zet tussen de opnamen
door de camera uit of dek het objectief af.
Nachtportret – voor fraai doortekende nachtopnamen waarbij onderwerp en achtergrond
uitgebalanceerd worden weergegeven. Gebruik een statief om trillingsonscherpte tegen
te gaan. Het flitslicht is alleen toereikend voor onderwerpen op niet te grote afstand,
zoals een persoon. Gebruikt u flitslicht, vraag uw onderwerp om ook na de flits nog stil
te blijven staan; de sluiter blijft enige tijd open om de achtergrond goed weer te geven.
Niet alle opnamefuncties kunnen worden veranderd als u de digitale onderwerpsprogramma's
gebruikt.
58
Geavanceerde opnametechniek

Belichtings- en flitscorrectie

U kunt zowel de gewone belichtingsregeling als de flitsdosering corrigeren om het uiteindelijke
beeld lichter of donkerder te maken. U kunt de belichting corrigeren tot plus/min 2 stops in stappen
van 1/3 stop (blz. 105). De belichtingscorrectie en de flitscorrectie blijven gelden totdat u ze weer op
nul zet.
De correctie moet worden ingesteld voordat de opname wordt gemaakt. Wanneer u de belichtings-
of flitscorrectie instelt verschijnt de verandering in lichtwaarden in de zoeker/monitor. Nadat de
instelling is uitgevoerd zijn de sluitertijd- en/of diafragma-aanduiding aangepast.
Druk op de op-toets van de stuureenheid (1)
om het scherm voor belichtings- en flitscorrec-
tie te laten verschijnen.
Gebruik de op/neer-toetsen van de stuureen-
heid (2) om belichtings- of flitscorrectie te
selecteren. Gebruik de links/rechts-toetsen (3)
om de correctiewaarde in te stellen.
Druk op de centrale toets van de stuureenheid
of druk de ontspanknop half in om de instelling
te voltooien. Wordt enige seconden geen
andere verstelling uitgevoerd, dan worden de
correctiewaarden automatisch doorgevoerd.
Werd er een andere waarde ingesteld dan 0.0,
dan verschijnt er een aanduiding op de moni-
tor. Kijk ook bij camera-info op blz. 69 en 75.
Flitscorrectie
Belichtingscorrectie
1
2
Exposure comp.
3
:move
:adj.
:enter
59

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave