4. Indien een onderzoeksmode is geselecteerd, selecteert u Tijd en geeft u de
tijdwaarde op (in seconden).
Schakel Inv_Ack in als u wilt dat een geconfigureerde onderzoekstijd begint
met aftellen wanneer het alarm bevestigd wordt (een geconfigureerde
onderzoektstijd start standaard wanneer het alarm gedetecteerd wordt).
Zie "Onderzoekstijd" op pagina 113 voor meer informatie over deze optie.
5. Als waarschuwingssignalen zijn vereist (voor signaalgevers van de
tweede fase), selecteert u Waarschuwingstijd en geeft u vervolgens de
tijdwaarde op (in seconden).
Schakel het selectievakje WrnT_4E in om het waarschuwingssignaal alleen te
wijzigen in het ontruimingssignaal als een handbrandmelderalarm
gedetecteerd wordt.
Als een vertraging is vereist voordat het waarschuwingssignaal wordt gestart,
configureert u de vertraging van de waarschuwing voor de corresponderende
uitgangsgroep.
Zie "Waarschuwingstijd" op pagina 113 voor meer informatie over deze optie.
6. Selecteer Uitschakelingstijd voor het stoppen van signaalgevers en geef
vervolgens de waarde op (in seconden).
De standaardvertraging is 60 seconden. De minimum vertraging is
0 seconden (deze configuratie wordt niet aanbevolen). De maximum
vertraging moet lager zijn dan de minimum geconfigureerde
signaalgeververtraging.
Zie "Uitschakelingstijd voor het stoppen van signaalgevers" op pagina 115
voor meer informatie over deze optie.
7. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug).
8. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten).
Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het
hoofdmenu.
Onderzoeksmode
Selecteer Onderzoeksmode om een regionale onderzoeksmode te definiëren
voor de centrale. De beschikbare opties worden in de onderstaande tabel
getoond. De standaardinstelling is NEE (geen onderzoeksmode vereist).
Opmerking:
Voor onderzoeksmodes van doormelding geldt in het geval van een
aantal doormeldzones de uitgebreide vertraging alleen voor vertraagde groepen
wanneer het alarm wordt bevestigd door de gebruiker.
2X Series Installatiehandleiding
Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling
111