Download Print deze pagina

Advertenties

2X Series
Installatiehandleiding
P/N 00-3250-501-0001-04 • ISS 04MAY15

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor UTC Fire & Security Aritech 2X Series

  • Pagina 1 2X Series Installatiehandleiding P/N 00-3250-501-0001-04 • ISS 04MAY15...
  • Pagina 2: Contactgegevens

    Copyright © 2015 UTC Fire & security. Alle rechten voorbehouden. Handelsmerken en 2X Series is een handelsmerk van UTC Fire & security. patenten Andere in dit document gebruikte handelsnamen kunnen handelsmerken of gedeponeerde handelsmerken zijn van de fabrikanten of leveranciers van de betreffende producten. Fabrikant UTC CCS Manufacturing Polska Sp.
  • Pagina 3: Inhoudsopgave

    Inhoud Belangrijke informatie ii Hoofdstuk 1 Inleiding 1 Productassortiment 2 Productcompatibiliteit 3 Productoverzicht 3 Hoofdstuk 2 Installatie 17 Elektrische veiligheid 18 Indeling van behuizing en PCB 19 Behuizing installeren 21 Aansluitingen 26 Hoofdstuk 3 Configuratie en inbedrijfstelling 39 Inleiding 40 Bediening en configuratie onderhoudsniveau 44 Bediening en configuratie installateurniveau 60 Inbedrijfstelling 120...
  • Pagina 4: Belangrijke Informatie

    Belangrijke informatie Inleiding Dit is de installatiehandleiding voor de 2X Series brandmeldcentrales, herhaalpanelen en ontruimingscentrales. Lees deze instructies en alle verwante documentatie volledig voordat u dit product installeert of in gebruik neemt. Firmwarecompatibiliteit Dit document bevat informatie over centrales met firmwareversie 3.5 of hoger. Dit document mag niet worden gebruikt als installatie-, configuratie- of bedieningshandleiding voor centrales met een oudere firmwareversie.
  • Pagina 5: Opmerking

    WAARSCHUWING: Waarschuwingsberichten adviseren u over gevaren die zouden kunnen leiden tot verwondingen of dodelijk letsel. Ze geven aan welke acties u moet nemen of vermijden om verwondingen of dodelijk letsel te voorkomen. Let op: Let op-berichten adviseren u over mogelijke schade aan apparatuur. Ze geven aan welke acties u moet nemen of vermijden om de schade te voorkomen.
  • Pagina 6 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 7: Hoofdstuk 1

    Hoofdstuk 1 Inleiding Overzicht Dit hoofdstuk bevat inleidende informatie over uw centrale, de bedieningselementen en de indicatie-LED’s. Inhoud Productassortiment 2 Productcompatibiliteit 3 Productoverzicht 3 Gebruikersinterface 4 Bedieningselementen en indicatie-LED’s op het voorpaneel 6 LCD-bediening en indicatoren 12 Geluidssignalen 14 Condities 14 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 8: Hoofdstuk

    Hoofdstuk 1: Inleiding Productassortiment De serie bevat de onderstaande brandmeldcentrales, herhaalpanelen en ontruimingscentrales. Tabel 1: Brandmeldcentrales, herhaalpanelen en ontruimingscentrales Model Beschrijving 2X-E1(-S) [1] Adresseerbare brandmeld- en ontruimingscentrale met één lus 2X-E2(-S) Adresseerbare brandmeld- en ontruimingsalarmcentrale met twee lussen 2X-ER(-S) Adresseerbaar herhaalpaneel voor brandmeld- en ontruimingsalarmcentrale 2X-F1(-S) Adresseerbare brandmeldcentrale met één lus...
  • Pagina 9: Hoofdstuk

    Hoofdstuk 1: Inleiding Productcompatibiliteit Producten die compatibel zijn met deze centrales worden weergegeven in het meegeleverde compatibiliteitsoverzicht. Alleen de producten die worden vermeld in het compatibiliteitsoverzicht zijn gegarandeerd compatibel met deze centrales. Raadpleeg uw lokale leverancier voor meer details. Productoverzicht Dit onderwerp biedt een inleiding voor de gebruikersinterface van de centrale, de LCD, de bedieningselementen en de indicatie-LED’s.
  • Pagina 10: Hoofdstuk

    Hoofdstuk 1: Inleiding Gebruikersinterface Afbeelding 1: De gebuikersinterface van de brandmeldcentrale (met bediening voor doormelding en besturingsapparaat) 1. Indicatie-LED Voeding 13. Knop en indicatie-LED Signaalgevers Aan/Stop 2. Indicatie-LED Algemene test 14. Indicatie-LED Storing systeem 3. Indicatie-LED Algemeen uit 15. Indicatie-LED Accuspanning te laag 4.
  • Pagina 11: Hoofdstuk

    Hoofdstuk 1: Inleiding Afbeelding 2: Gebruikersinterface ontruimingscentrale 1. Indicatie-LED Voeding 14. Knop en indicatie-LED Stop zoemer 2. Indicatie-LED Algemene test 15. Knop en indicatie-LED Signaalgevers Aan/Stop 3. Indicatie-LED Algemeen uit 16. Indicatie-LED Storing systeem 4. Indicatie-LED Algemene storing 17. Indicatie-LED Accuspanning te laag 5.
  • Pagina 12: Bedieningselementen En Indicatie-Led's Op Het Voorpaneel

    Hoofdstuk 1: Inleiding Tabel 2: Geconfigureerde wijzigingen van interfaceknoppen en indicatie-LED’s Item EN 54 NEN 2575 Alle uitgangsgroepen starten/stoppen Starten/stoppen voor alle ontruimingsgroepen Programmeerbare uitgangsgroep Signaalgevers voor ontruimingszone starten/stoppen starten/stoppen [1] Signaalgevers Aan/Stop Brandmeldsignaalgever starten/stoppen [1] Als de ontruimingscentrale in de NEN 2575-modus bediend wordt, kunnen alleen signaalgeveruitgangsgroepen aan de programmeerbare knop Starten/Stoppen worden gekoppeld.
  • Pagina 13 Hoofdstuk 1: Inleiding Bedieningselement/ Kleur Beschrijving Indicatie-LED indicatie-LED Knop en Rood Annuleert een eerder ingestelde vertraging tijdens het indicatie-LED aftellen en activeert de doormelding. Doormelding Als de indicatie-LED continu brandt, geeft dit aan dat de Aan/Bevestigd doormelding is geactiveerd. Een continu brandende indicatie-LED geeft aan dat het doormeldsignaal is bevestigd door de externe centrale.
  • Pagina 14 Hoofdstuk 1: Inleiding Bedieningselement/ Kleur Beschrijving Indicatie-LED indicatie-LED Indicatie-LED Geel Geeft aan dat er een besturingsapparaatstoring is Besturingsapparatuur opgetreden, dat het is uitgeschakeld of wordt getest. Storing/Uit/Test Een knipperende indicatie-LED geeft een storing aan. Een continu brandende indicatie-LED geeft een uitschakeling of een test aan.
  • Pagina 15 Hoofdstuk 1: Inleiding Bedieningselement/ Kleur Beschrijving Indicatie-LED indicatie-LED De indicatie-LED geeft tevens de status van de signaalgevers aan: • Continu branden geeft aan dat de signaalgevers zijn geactiveerd (of binnenkort zullen worden geactiveerd) • Knipperen geeft aan dat er een vertraging aan het aftellen is (signaalgevers worden geactiveerd zodra de geconfigureerde vertraging is verstreken of de vertraging wordt geannuleerd).
  • Pagina 16: Bedieningselementen En Indicatie-Led's Op De Ontruimingscentrale

    Hoofdstuk 1: Inleiding Bedieningselementen en indicatie-LED’s op de ontruimingscentrale Onderstaande tabel bevat informatie over de extra bedieningselementen en indicatie-LED’s voor ontruimingscentrales. Opmerking: Als de ontruimingscentrale in de NEN 2575-modus bediend wordt, kunnen alleen signaalgeveruitgangsgroepen aan de programmeerbare knop Starten/Stoppen worden gekoppeld. Tabel 4: Bedieningselementen en indicatie-LED’s op de ontruimingscentrale Bedieningselement/ Kleur...
  • Pagina 17 Hoofdstuk 1: Inleiding Indicatie-LED’s uitgangsgroep De centrale kan worden geconfigureerd voor meerdere uitgangsgroepen voor signaalgever, doormelding of besturingsapparaat. Een aantal zones kan dezelfde indicatoren gebruiken. Wanneer zulke zones dezelfde status hebben, wordt deze status aangegeven. Bij een tegenstrijdige status wordt de status met de hoogste prioriteit weergegeven.
  • Pagina 18: Lcd-Bediening En Indicatoren

    Hoofdstuk 1: Inleiding LCD-bediening en indicatoren Afbeelding 3: LCD-bediening en indicatoren 1. Indicator Dag/Nacht mode 2. Systeemdatum en -tijd (en aftelling actieve doormeldvertraging of uitgebreide doormeldvertraging) 3. Netwerkstatus centrale (zelfstandig, via netwerk, herhaalpaneel) 4. Teller voor actuele alarm-, storing- en conditiegebeurtenissen 5.
  • Pagina 19: Pictogrammen Op De Lcd

    Hoofdstuk 1: Inleiding Pictogrammen op de LCD De pictogrammen op de LCD worden hieronder weergegeven. Tabel 5: LCD-pictogrammen en omschrijvingen Pictogram Beschrijving Dit pictogram geeft aan dat de primaire Dag mode (netwerk) gevoeligheidsmode voor centrales in het brandmeldnetwerk de dagmode is. Dit pictogram geeft aan dat de gevoeligheidsmode voor de lokale centrale de dagmode is.
  • Pagina 20: Indicatie Van Externe En Lokale Gebeurtenissen Op De Lcd

    Hoofdstuk 1: Inleiding Indicatie van externe en lokale gebeurtenissen op de LCD Het ID voor de lokale centrale wordt altijd op de LCD weergegeven (zie Afbeelding 3 op pagina 12). Als uw centrale deel uitmaakt van een brandmeldnetwerk, bevat de gebeurtenismelding als volgt het ID van de centrale die de gebeurtenis meldt: •...
  • Pagina 21 Hoofdstuk 1: Inleiding Type conditie Beschrijving Uitschakelingen Een functie van de centrale of een melder wordt uitgeschakeld Gebeurtenislogboek vol Het gebeurtenislogboek van de centrale is vol Blusstatus [1] Het blussen is geblokkeerd, uitgeschakeld of heeft een storing I/O-blusmelder [1] Een I/O-blusmelder is actief, wordt getest, is uitgeschakeld of heeft een storing Ingangsactivering Een ingang wordt geactiveerd (afhankelijk van de...
  • Pagina 22 Hoofdstuk 1: Inleiding Gebeurtenis Beschrijving Regelactivering Een regel wordt geactiveerd [1] Gebruikersessies De datum- en tijdgegevens voor activering en beëindiging van gebruikersessies [1] Een regel bestaat uit een of meer statussen (gecombineerd door booleaanse waarden) die zijn geconfigureerd om specifieke systeemacties te activeren na een bepaalde bevestigingstijd. Regels worden aangemaakt met behulp van het configuratiehulpprogramma.
  • Pagina 23: Installatie

    Hoofdstuk 2 Installatie Overzicht Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde installatie- en aansluitgegevens voor uw centrale. Let op: Dit product moet worden geïnstalleerd en onderhouden door geautoriseerd personeel volgens de norm CEN/TS 54-14 (of de overeenkomende nationale norm) en eventuele andere toepasselijke regelgeving.
  • Pagina 24: Elektrische Veiligheid

    Hoofdstuk 2: Installatie Elektrische veiligheid WAARSCHUWING: Gevaar van elektrocutie. Om persoonlijk letsel of dood door elektrocutie te vermijden, dient u alle stroomtoevoer af te sluiten en opgeslagen energie te ontladen voordat u apparatuur installeert of verwijdert. Let op: Gevaar voor schade aan de apparatuur. Dit product is gevoelig voor elektrostatische ontlading.
  • Pagina 25: Indeling Van Behuizing En Pcb

    Hoofdstuk 2: Installatie Indeling van behuizing en PCB Afbeelding 4: Grote behuizing en PCB-indeling (centrale met twee lussen) 1. Aansluiting van 24V 9. COM0 en COM1 seriële poorten 2. COM2 seriële poort 10. COM0 en COM1 interfaceconnectors 3. Lus- en brandmeldsysteemaansluitingen 11.
  • Pagina 26 Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 5: Kleine behuizing en PCB-indeling (centrale met twee lussen) 1. Lus- en brandmeldsysteemaansluitingen 8. COM0 en COM1 interfaceconnectors 2. Waterpas 9. Accuaansluiting 3. Aardeaansluiting 10. Voedingsaansluiting 4. Ethernet-aansluiting 11. Netaansluitingsblok en zekering 5. USB type B-aansluiting 12.
  • Pagina 27: Behuizing Installeren

    Hoofdstuk 2: Installatie Behuizing installeren Installatielocatie van de centrale Installeer de centrale op een locatie waar geen bouwstof en vuil aanwezig is, en die niet blootstaat aan hoge temperaturen en vochtigheid. Zie Hoofdstuk 5 “Technische specificaties” op pagina 125 voor meer informatie over de bedrijfstemperatuur en de relatieve vochtigheid).
  • Pagina 28: Menu-Inserts Toevoegen

    Hoofdstuk 2: Installatie Ga als volgt te werk om de behuizing op de muur bevestigen: 1. Houd de behuizing tegen de muur op de gewenste installatiehoogte. 2. Gebruik de ingebouwde waterpas om ervoor te zorgen dat de behuizing goed recht hangt en markeer de boorpunten op de muur. 3.
  • Pagina 29: De Kabel Voor De Gebruikersinterface Aansluiten

    Hoofdstuk 2: Installatie De inserts zijn genummerd van 1 t/m 4 en worden op de aangegeven locatie ingevoegd (met de bedrukte zijde naar de voorkant van de centrale gericht). Vergeet bij ontruimingscentrales niet om omschrijvingen toe te voegen voor elke uitgangsgroep die aan de programmeerbare knoppen voor insert 3 toegewezen zijn.
  • Pagina 30: De Interne Printer Aansluiten En Papier Plaatsen

    Hoofdstuk 2: Installatie De interne printer aansluiten en papier plaatsen Dit onderwerp toont u hoe u de interne printer moet aansluiten en papier in de printer moet plaatsen. Zie “Printer config” op pagina 79 voor de printerconfiguratieopties. De interne printer is alleen beschikbaar op bepaalde modellen. De interne printer aansluiten Sluit de interne printer zoals hieronder afgebeeld aan.
  • Pagina 31: Papier Plaatsen

    Hoofdstuk 2: Installatie Papier plaatsen Plaats het papier voor de interne printer zoals hieronder afgebeeld. Afbeelding 11: Papier voor interne printer plaatsen 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 32: Aansluitingen

    Hoofdstuk 2: Installatie Aansluitingen Aanbevolen kabels In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen kabels voor optimale systeemprestaties. Tabel 9: Aanbevolen kabels Kabel Kabelvereisten Maximum kabellengte Netvoedingskabel 3 × 1,5 mm N.v.t. Luskabel Twisted-pair (maximaal 52 Ω en 500 nF) [1] 2 km met KAL51-kabel [2] 12 tot 26 AWG (0,13 tot 3,31 mm²) Brandmeldnetwerkkabel Twisted-pair, CAT5...
  • Pagina 33: Kabels Bevestigen

    Hoofdstuk 2: Installatie • Gebruik de aardeaansluitingen in de behuizing van de centrale (als u de interferentie moet verminderen). Zie Afbeelding 4 op pagina 19 of Afbeelding 5 op pagina 20 voor de locatie van de aardeaansluitingen. De aardingsverbindingen van de PCB-terminal verbeteren alleen de geluidsimmuniteit in zeer specifieke omgevingsomstandigheden.
  • Pagina 34: Lussen Aansluiten

    Hoofdstuk 2: Installatie Zie “Ingangen aansluiten” op pagina 30 voor activeringskenmerken van de ingang. Afbeelding 13: Overzicht van de EN 54-13-aansluitingen van het brandmeldsysteem met één lus van klasse A 1. 2010-FS-EOL eindelusmodule 2. Storingmeldingsapparatuur Lussen aansluiten Richtlijnen voor lussen Volg voor de beste resultaten deze richtlijnen bij het aansluiten van lussen: •...
  • Pagina 35: Klasse A Lusaansluiting

    Hoofdstuk 2: Installatie • Ster-, stomp- en T-stuk-configuraties worden niet aanbevolen. • Installeer lusmelders met een hoog stroomverbruik zo dicht mogelijk bij de centrale. • Zorg ervoor dat de luskabel overeenstemt met de kabelspecificaties die zijn beschreven in “Aanbevolen kabels” op pagina 26. •...
  • Pagina 36: Lus Melders Aansluiten

    Hoofdstuk 2: Installatie Lus melders aansluiten Elke lus kan maximaal 128 melders ondersteunen. Raadpleeg voor gedetailleerde informatie over het installeren van lus melders het installatieblad voor uw melder. Ingangen aansluiten Ingangsfunctionaliteit Elke centrale heeft twee bewaakte ingangen die met INPUT1 en INPUT2 zijn gemarkeerd.
  • Pagina 37: Uitgangen Aansluiten

    Hoofdstuk 2: Installatie Uitgangen aansluiten De uitgangen van de centrale worden in de onderstaande tabel getoond. Tabel 11: Uitgangen centrale Uitgang Beschrijving Bewaking 24V AUX Wordt gebruikt om de externe apparaten van Kortsluiting, stroom te voorzien. De uitgang kan worden spanningsniveau geconfigureerd als herstelbaar en uitgeschakeld indien er geen netvoeding is.
  • Pagina 38: Uitgangsafsluiting

    Hoofdstuk 2: Installatie Uitgangsafsluiting Alle uitgangen (behalve de 24V AUX-uitgang) moeten worden afgesloten. De vereisten voor afsluiting worden in de onderstaande tabel getoond. Tabel 12: Vereisten afsluiting Uitgangsklasse Uitgangsafsluiting Klasse B (voor typische installaties) 15 kΩ Klasse A (voor EN 54-13 installaties) 4,7 kΩ...
  • Pagina 39: Configureerbare Uitgangen Aansluiten

    Hoofdstuk 2: Installatie Configureerbare opties voor elke uitgang zijn als volgt: • Signaalgeveruitgang (standaardinstelling) • Doormelduitgang • Besturingsapparaatuitgang • Programmeeroptie • Brandmelduitgang • Storingsuitgang Zie “Veldconfiguratie” op pagina 86 voor configuratie van de uitgang. Configureerbare uitgangen aansluiten Sluit Klasse B configureerbare uitgangen aan zoals wordt getoond in Afbeelding 12 op pagina 27.
  • Pagina 40: Accu's Aansluiten

    Hoofdstuk 2: Installatie Afbeelding 15: Voedingseenheid aansluiten 1. Netspanningzekering 2. Stroomvoerend 3. Aarde 4. Nul Raadpleeg Hoofdstuk 5 “Technische specificaties” op pagina 125 voor de zekeringspecificaties. Voeding van 115 of 230 V wisselstroom selecteren Let op: Een onjuiste voedingsinstelling kan de voedingseenheid beschadigen. Koppel de centrale altijd los van de netvoeding voordat u de voedingsinstellingen wijzigt.
  • Pagina 41: Uitbreidingskaarten Aansluiten

    Hoofdstuk 2: Installatie Opmerking: Als de centrale aangeeft dat er een Storing voeding is opgetreden, moeten de accu’s eventueel worden vervangen. Uitbreidingskaarten aansluiten Let op: Koppel de centrale altijd los van de voedingseenheid voordat u een uitbreidingskaart installeert. Zie het installatieblad van uw uitbreidingskaart voor gedetailleerde installatiegegevens.
  • Pagina 42: Ringconfiguratie

    Hoofdstuk 2: Installatie Ringconfiguratie Ringnetwerkconfiguratie wordt aanbevolen omdat deze voorziet in redundantie in het transmissiepad. Gebruik voor een ringconfiguratie (klasse A) beide poorten om alle netwerkkaarten of centrales zodanig aan te sluiten dat zij een ring vormen, zoals hieronder wordt getoond. Afbeelding 18: Ringconfiguratie brandmeldnetwerk Busconfiguratie Let op:...
  • Pagina 43: Een Externe Printer Of Ascii-Terminal Aansluiten

    Hoofdstuk 2: Installatie Een externe printer of ASCII-terminal aansluiten Als u centralegebeurtenissen in real-time wilt afdrukken, sluit u een externe EPSON LX300-printer of ASCII-terminal aan op COM0 of COM1. Opmerking: Deze optie vereist de 2010-2-232-SET (niet meegeleverd). [4] Deze set bevat en 3 m kabel en de 2010-2-232-IB-isolatiekaart die nodig is voor het aansluiten van externe RS232-apparaten.
  • Pagina 44 Hoofdstuk 2: Installatie 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 45: Configuratie En Inbedrijfstelling

    Hoofdstuk 3 Configuratie en inbedrijfstelling Overzicht Dit hoofdstuk bevat informatie over de configuratie en het in bedrijf stellen van uw centrale en brandmeldsysteem. Inhoud Inleiding 40 System update 78 Gebruikersniveaus 40 Printer config 79 Configuratieoverzicht 41 DACT Config 80 Bediening en configuratie Paneel Activatie Key 84 onderhoudsniveau 44 Auto datum en tijd 85...
  • Pagina 46: Inleiding

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Inleiding Gebruikersniveaus Toegang tot een aantal functies van dit product wordt beperkt door het gebruikersniveau dat aan een gebruikersaccount is toegewezen. Openbaar Het algemene niveau is het standaard gebruikersniveau. Op dit niveau zijn basis bedieningshandelingen mogelijk, zoals het reageren op een brandalarm of storingswaarschuwing van de centrale.
  • Pagina 47: Configuratieoverzicht

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Tabel 15: Time-outs gebruikersniveau Gebruikersniveau Automatische time-out periode Operator 2 minuten Onderhoud 10 minuten Installateur 10 minuten Ga als volgt te werk om een met een wachtwoord beschermd toegangsniveau te activeren: 1. Druk op F4 (Hoofd menu). De prompt voor gebruikersnaam en wachtwoord wordt op de LCD weergegeven.
  • Pagina 48: Aanbevelingen Configuratie Centrale

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Regelprogrammering staat ook wel bekend als oorzaak-en-gevolg-programmering, I/O-logisch activering, enz. Als u uw brandmeldsysteem wilt configureren met het configuratiehulpprogramma: 1. Configureer de communicatie-instellingen als u van plan bent om configuraties te downloaden met een Ethernet-verbinding Dit is niet vereist als u van plan bent om configuraties op te slaan op een computer die is aangesloten op de USB-aansluiting van de centrale.
  • Pagina 49: Configuratieopties

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Configuratieopties De onderstaande opties zijn beschikbaar voor aanbrengen van configuratiewijzigingen in de centrale. De configuratie van de centrale (en de configuratierevisie) wordt alleen bijgewerkt wanneer configuratiewijzigingen worden toegepast met F3 (Toepassen). De gewijzigde configuratierevisie en tijdstempel worden opgenomen in het revisierapport en zijn toegankelijk in de operator-, onderhouds- en installateurniveaus.
  • Pagina 50: Bediening En Configuratie Onderhoudsniveau

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Bediening en configuratie onderhoudsniveau Het onderhoudsniveau is beveiligd door een wachtwoord en voorbehouden aan geautoriseerde gebruikers die zijn getraind om de centrale te bedienen en onderhoudstaken uit te te voeren voor het brandmeldsysteem. Het standaard wachtwoord voor de standaard onderhoudsgebruiker is 3333.
  • Pagina 51: Het Menu Pnl Instellingen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebruik het menu Test/Uitges. t_out om een onafhankelijke time-outwaarde (in minuten) voor een groepstest en de uitschakelingsbewerkingen voor de lokale centrale in te stellen. Als de centrale zich op het gebruikersniveau Onderhoud of Installateur bevindt, worden de actieve groepstestprocedures stopgezet wanneer de bijbehorende time-outwaarde is bereikt.
  • Pagina 52: Gevoeligheidsinstellingen Dag-/Nachtmodus

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 3. Geef de datum op in de notatie DD/MM/JJ (bijvoorbeeld, 10/06/09). 4. Geef de tijd op in de notatie uu:mm:ss (bijvoorbeeld, 15:03:25). 5. Selecteer eventueel JA voor Netwerk tijd synchronisatie om de datum en tijd voor alle centrales in het brandmeldnetwerk te synchroniseren.
  • Pagina 53: De Vakantiekalender Instellen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 5. Geef de begintijd op voor de nachtmode in de notatie uu:mm (bijvoorbeeld, 21:00). 6. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug). 7. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu.
  • Pagina 54: Extra Instellingen Dag/Nacht Mode

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Extra instellingen dag/nacht mode Selecteer Dag/nacht setup om extra instellingen te configureren, zoals handmatig negeren van dag/nacht mode planning en wijzigen van vakantiekalendermode of vertragingsgedrag in nachtmode. De configuratieopties worden in de onderstaande tabel getoond. Tabel 18: Extra opties dag/nacht mode Optie Beschrijving...
  • Pagina 55: Het Communicatiemenu

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Opmerkingen over de instellingen voor dag- en nachtmode Dag/nacht mode kunnen worden geconfigureerd om te worden gewijzigd met een externe invoer. Afhankelijk van de instellingen van de installatie, kan het systeem worden geconfigureerd om de instelling voor de dag/nacht mode met behulp van een externe invoer te negeren tot aan de volgende geprogrammeerde wijziging (indien van toepassing).
  • Pagina 56: Het Menu Aan/Uit

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 5. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug). 6. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu. Opmerking: Voor deze functie moeten de TCP/IP- en e-mailserverdetails zijn geconfigureerd.
  • Pagina 57: Opmerkingen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Een systeemfunctie of melder uitschakelen Ga als volgt te werk om een functie of melder uit te schakelen: 1. Selecteer Aan/uit in het hoofdmenu. 2. Selecteer Uit (of Rem. uitgeschakeld als de functie of melder niet lokaal is voor de centrale).
  • Pagina 58 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Opmerking: Tests voor uitgangen en uitgangsgroepen (lokaal of op afstand) blijven net zolang doorgaan als het testscherm zichtbaar is. Er is geen automatische time-out voor de activeringstest van de uitgang en systeeminformatie is tijdens de duur van de test niet zichtbaar op de LCD. Bediening die niets te maken heeft met de activeringstest wordt normaal uitgevoerd op de achtergrond.
  • Pagina 59 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Activering van de centrale-ingang testen Ga als volgt te werk om de activering van een ingang te testen: 1. Bepaal de ingangsfunctionaliteit (raadpleeg de installatiegegevens van uw brandmeldsysteem). 2. Selecteer Service mode in het testmenu en vervolgens Lokaal of Globaal. Service mode zorgt ervoor dat uitgangen niet per ongeluk worden geactiveerd tijdens ingangstesten.
  • Pagina 60: Melders Zoeken

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Melders zoeken Selecteer Melder led om een lusmelder-LED te activeren. Hiermee kunt u de locatie van een melder in de installatie vinden. U moet beschikken over een netwerkstatus-ID van een externe melder-LED om deze te activeren. Ga als volgt te werk om een melder te zoeken: 1.
  • Pagina 61: Service Mode Activeren

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 2. Selecteer Accutest. Er wordt een bericht weergegeven waarin de status van de accu wordt bevestigd op de LCD. 3. Druk op F2 (Verlaten) om het menu te verlaten. Service mode activeren Selecteer Activeer service mode j/n om het per ongeluk activeren of uitschakelen van uitgangen of uitgangsgroepen (lokaal of op afstand) tijdens het testen te voorkomen.
  • Pagina 62: Beschrijving

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Rapport Beschrijving Groepen toekennen [1] Geeft weer welke melders aan elke groep in uw brandmeldsysteem zijn toegekend. Melder status [1] Geeft de huidige statusgegevens van centrales weer. Meldergegevens beschikbaar in real-time: directe, gemiddelde, maximum en minimum analoge waarden, alarmniveau, percentage communicatiefouten en de vervuilingsniveau van de lusingang.
  • Pagina 63: Back-Up Maken Van Het Gebeurtenislogboek

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Back-up maken van het gebeurtenislogboek Selecteer Backup om een back-up van het gebeurtenislogboek te maken. De back-uprapporten worden in de XML-indeling opgeslagen naar een USB-flashstation (niet meegeleverd) en kunnen worden weergegeven met het configuratiehulpprogramma. Ga als volgt te werk om een back-up te maken van het gebeurtenislogboek: 1.
  • Pagina 64: Rapporten Opslaan

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Rapporten opslaan Selecteer Rapport opslaan om een rapport op te slaan. De rapporten worden in de XML-indeling opgeslagen naar een USB-flashstation (niet meegeleverd) en kunnen worden weergegeven met het configuratiehulpprogramma van de PC. Ga als volgt te werk om een rapport op te slaan: 1.
  • Pagina 65: Gebruikers Beheren

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebruikers beheren Selecteer Beheer gebruikers om de operator-gebruikersaccount te bewerken, verwijderen of maken. De centrale staat maximaal 20 gebruikersaccounts toe (alle gebruikersniveaus gecombineerd). Ga als volgt te werk om een operator-gebruikersaccount te bewerken: 1. Selecteer Wachtwoordinstellingen in het hoofdmenu en selecteer vervolgens Beheer gebruikers.
  • Pagina 66: Bediening En Configuratie Installateurniveau

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 3. Voer een gebruikersnaam en een wachtwoord in voor de nieuwe account. Aan de hand van gebruikersnamen kunnen gebruikersactiviteiten in het gebeurtenislogboek worden herkend. 4. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug). 5. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu.
  • Pagina 67: Id Configuratie

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Optie Beschrijving Werking mode Configureert de regionale bedieningsmodus. Netwerk Configureert het brandmeldnetwerk van de centrale. Communicatie Configureert de TCP/IP communicatie-instellingen, beheert e-mailaccounts (voor het melden van gebeurtenissen) en verwijdert een USB-apparaat veilig. Meer instellingen Configureert de algemene instellingen van de centrale, waaronder 24V AUX-uitgang, fout maskering, signaalgever opnieuw activeren, schoolbelinstellingen, enz.
  • Pagina 68: Werking Mode

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 4. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug). 5. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu. Werking mode Selecteer Werking mode om de regionale werkingsmode in te stellen.
  • Pagina 69: Netwerkconfiguratie

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Netwerkconfiguratie Selecteer Netwerkstatus om de instellingen voor het brandmeldnetwerk van de centrale en het herhaalpaneel te configureren, zoals in de onderstaande tabel wordt getoond. Tabel 22: Configuratieopties netwerkstatus Optie Beschrijving Netwerk toekennen Geeft alle gedetecteerde centrales weer om centrales toe te voegen aan het netwerk of om centrales te verwijderen uit het netwerk.
  • Pagina 70 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 5. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug). 6. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu. Netwerk Hieronder vindt u de beschikbare netwerkbedieningsmodes.
  • Pagina 71 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 5. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu. Een standalone paneel behoudt de netwerknode, zelfs als deze niet communiceert met het netwerk. Herhaalpaneel inst De standaardinstelling is JA (alle centrales in het brandmeldnetwerk worden herhaald).
  • Pagina 72: Gebeurtenis Filter

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebeurtenis filter Selecteer Gebeurtenis filter om de gebeurtenistypen te configureren die van andere centrales in het brandmeldnetwerk moeten worden herhaald. De centrale geeft altijd alarm- en waarschuwingsgebeurtenissen weer. Rapportering van storingen en condities kan eventueel ook worden geselecteerd. Ga als volgt te werk om de instellingen voor Gebeurtenis filter te wijzigen: 1.
  • Pagina 73: Configuratie Van Communicatie

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om de instellingen voor Commando filter te wijzigen: 1. Selecteer Pnl instellingen in het hoofdmenu. 2. Selecteer Netwerkstatus en vervolgens Commando filter. Er wordt een lijst weergegeven met beschikbare opdrachten die kunnen worden geconfigureerd.
  • Pagina 74: E-Mailaccounts

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Optie Beschrijving Standaardwaarde Gateway Configureert de gateway 0.0.0.0 Poort Configureert de poort 2505 [1] Direct [2] Maakt bij inschakeling directe e-mailondersteuning Uitgeschakeld mogelijk Configureert het IP-adres van de DNS-server dat gebruikt 000.000.000.000 wordt voor directe e-mailondersteuning [1] Indien de standaardpoort is gewijzigd, moet de poortconfiguratie in het pc- configuratiehulpprogramma eveneens worden bijgewerkt.
  • Pagina 75 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 3. Schakel de meldingen die in de e-mail opgenomen moeten worden in: alarmgebeurtenissen, storingsgebeurtenissen, conditiegebeurtenissen, logboekgebeurtenissen of rapporten. Als er geen meldingen ingeschakeld worden, wordt de meldingsservice niet geactiveerd. 4. Geef het e-mailadres op dat is gekoppeld aan de e-mailaccount. 5.
  • Pagina 76: Meer Instellingen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 2. Selecteer SNTP Server. 3. Voer het IP-adres van de SNTP-server in. 4. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug). 5. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu.
  • Pagina 77: Signaalgevers Herstarten

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om de configuratie te wijzigen: 1. Selecteer Pnl instellingen in het hoofdmenu. 2. Selecteer Meer instellingen en selecteer vervolgens Fout maskering. 3. Selecteer voor elk meldingstype JA om meldingen in te schakelen en NEE om meldingen uit te schakelen.
  • Pagina 78 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Config. Schoolbellen Selecteer Schoolbellen om de schoolbelwerking en -duur (in seconden) te configureren. De schoolbellen zijn standaard niet geactiveerd. Ga als volgt te werk om de configuratie te wijzigen: 1. Selecteer Pnl instellingen in het hoofdmenu. 2.
  • Pagina 79: Pulsactivering

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Pulsactivering Selecteer Puls Activatie om de activeringspulstijd van de doormeldingsuitgang te configureren (in milliseconden) voor externe melders die pulsactivering vereisen. De uitgangsactivering is standaard continu. Deze optie is niet beschikbaar voor herhaalpanelen of centrales zonder bedieningselementen voor doormelding en besturingsapparaat.
  • Pagina 80: Laden/Opsl. Config

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Det verv. Waarsch. Selecteer Det verv. Waarsch. om een vervuilingsniveau voor melders te configureren. De centrale gebruikt deze waarde om een conditie over de melder te rapporteren. De standaardinstelling is 80%. Ga als volgt te werk om de configuratie te wijzigen: 1.
  • Pagina 81: De Standaard Configuratie Herstellen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 3. Selecteer Configuratie en vervolgens Laden config. 4. Selecteer de configuratie die u wilt laden. 5. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug). 6. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu.
  • Pagina 82: Configuratie Uitbreidingskaart

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Configuratie uitbreidingskaart Selecteer Uitbr. borden om een geïnstalleerde uitbreidingskaart toe te voegen aan de configuratie van de centrale. Opmerking: Als de firmware van de geïnstalleerde uitbreidingskaart niet compatibel is met de centrale, dan wordt een waarschuwing weergegeven. De beschikbare uitbreidingskaarten worden in de onderstaande tabel getoond.
  • Pagina 83: Taalbestanden Of Lettertypen Toevoegen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om aangepaste schermafbeeldingen voor te bereiden: 1. Converteer het afbeeldingsbestand met een bestandsconverteerprogramma of het configuratiehulpprogramma naar de BIN-indeling. 2. Sla het geconverteerde bestand als logo1.bin onder het pad “\_Panels\xxx\bitmap\” op een USB-flashstation op. Alleen de xxx in bovenstaand mapstructuur mag gewijzigd worden.
  • Pagina 84: System Update

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 7. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu. 8. Verwijder het USB-flashstation op de manier zoals is beschreven in “Een USB verwijderen”...
  • Pagina 85: Printer Config

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Printer config Selecteer Printer config om de interne printer, externe printer of terminalprinter, indien aanwezig, te configureren. De configuratieopties worden in de onderstaande tabel weergegeven. Alle configuratieopties van de printer zijn standaard uitgeschakeld. Tabel 29: Configuratieopties printer Optie Beschrijving Gebruikt...
  • Pagina 86: Dact Config

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling DACT Config Selecteer DACT config om de instellingen voor een geïnstalleerde DACT-uitbreidingskaart te configureren. De configuratieopties worden in de onderstaande tabel weergegeven. Tabel 30: DACT-configuratieopties Optie Beschrijving Algemene config Configureert de DACT-status (gebruikt of niet gebruikt) en de opties voor gebeurtenisrapportages Ethernet config Configureert de Ethernet-instellingen voor het bewaken van de...
  • Pagina 87: Ethernet Config

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ethernet Config Selecteer Ethernet config om de instellingen voor het bewaken van de netwerkcommunicatie met de particuliere alarmcentrale te configureren. De configuratieopties worden in de onderstaande tabel weergegeven. Tabel 32: Ethernet-configuratieopties Optie Beschrijving Standaardwaarde Periode Configureert de hartslagperiode (in seconden) Storingen Configureert het minimum aantal opeenvolgende...
  • Pagina 88: Beschrijving

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Optie Beschrijving Standaardwaarde Cond Configureert de prioriteiten van de particuliere alarmcentrale voor het rapporteren van conditiegebeurtenissen: NEE (geen rapportage), P (primaire CMS), B1 (eerste back-up CMS), B2 (tweede back-up CMS), enz. [1] Ingeschakeld Hiermee wordt de communicatie met de particuliere alarmcentrale (CMS) in- of uitgeschakeld.
  • Pagina 89 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling PSTN Config Selecteer PSTN config om de PSTN-instellingen (Public Switched Telephone Network) te configureren. De configuratieopties worden in de onderstaande tabel weergegeven. Tabel 34: PSTN-configuratieopties Optie Beschrijving Standaardwaarde Ccode Configureert de PSTN-landcode [1] Regel 1 Schakelt lijn 1 in of uit [2] Uitgeschakeld Regel 2...
  • Pagina 90: Paneel Activatie Key

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Optie Beschrijving Standaardwaarde Wachtwoord Hiermee configureert u het netwerkwachtwoord Periode Hiermee configureert u de hartslagperiode 60 s (in seconden) Storingen Hiermee configureert u het minimum aantal opeenvolgende hartslagstoringen dat is vereist om een communicatiestoring met de particuliere alarmcentrale aan te geven Ga als volgt te werk om de configuratie te wijzigen: 1.
  • Pagina 91: Auto Datum En Tijd

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Auto datum en tijd Selecteer Auto datum en tijd om de instellingen voor automatische datum en tijd te configureren. De configuratieopties worden in de onderstaande tabel weergegeven. Tabel 37: Opties voor automatische datum en tijd Optie Beschrijving Standaardwaarde...
  • Pagina 92: Veldconfiguratie

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om de configuratie te wijzigen: 1. Selecteer Pnl instellingen in het hoofdmenu. 2. Selecteer BMS config. 3. Configureer alle vereiste instellingen. Initpan is alleen vereist wanneer Modbus in GRPNT-mode gebruikt wordt. De GRPNT-mode implementeert Modbus-services voor 32 in het netwerk opgenomen brandmeldpanelen met opeenvolgende adressen (bijv., 1 t/m 32 als het adres van het eerste paneel in InitPan gedefinieerd is als 001).
  • Pagina 93: Autosetup

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Autosetup Selecteer Autosetup om automatisch geïnstalleerde lusmelders te configureren. Met Autosetup wordt een standaardconfiguratie toegewezen aan elke gedetecteerde melder. Ga als volgt te werk om autosetup te starten: 1. Selecteer Installatie setup in het hoofdmenu en selecteer vervolgens Autosetup.
  • Pagina 94: Lus Melder Config

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Lus melder config Selecteer Lus melder config om handmatig melders toe te voegen of de instellingen voor de standaardconfiguratie na autosetup te wijzigen. Ga als volgt te werk om een melder toe te voegen of de configuratie van een melder te wijzigen: 1.
  • Pagina 95: Externe Groepen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Overzicht groepen Het maximum aantal beschikbare groepen is 512 (voor alle centrales). Het nummerbereik voor de groep is 01 tot 9999. Opmerking: Voor compatibiliteit van de 2010-2GUI-toepassing moeten de toegewezen groepsnummers in het bereik 1 t/m 4.095 liggen (groepen met hogere nummers worden genegeerd).
  • Pagina 96 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Algemene configuratie Selecteer Algemene config om de eerste groep, de eerste groep voor een groep-LED-indicator (als een optionele groepsindicatorkaart geïnstalleerd is), het maximum aantal groepen die getest worden en het aantal globale groepen te configureren. De standaardinstellingen worden in de onderstaande tabel weergegeven.
  • Pagina 97: Indicatie-Led Eerste Groep

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Indicatie-LED eerste groep De indicatie-LED Eerste groep definieert het groepsnummer voor de eerste LED (linksboven) voor een geïnstalleerde groepindicatorkaart. De resterende groepen voor de overeenkomende centrale volgen opeenvolgend, zoals in Tabel 42 hieronder wordt getoond. Het bereik van de eerste groep is als volgt: •...
  • Pagina 98: Groepen Configuratie

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Groepen configuratie Selecteer Groep config. om extra groepsinstellingen, zoals type groep (normaal of bevestigd met bijbehorende parameters), gebied, CIT- en ACT-vertragingen, uitgeschakeld of ingeschakeld en bedieningsmode te configureren. De standaardinstellingen worden in de onderstaande tabel weergegeven. Tabel 43: Groepconfiguratieopties Optie Beschrijving...
  • Pagina 99: Groepsalarmbevestiging

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 3. Voer de vereiste configuratiewijzigingen uit. 4. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug). 5. Druk op F1 (Opslaan), F3 (Toepassen), F4 (Verwijderen) of F2 (Verlaten). Vergeet niet om de opgeslagen instellingen toe te passen vanuit het hoofdmenu.
  • Pagina 100: Confirmation Inhibition Time (Vertragingstijd Bevestiging) En Alert Cancellation Time (Annuleringstijd Waarschuwing)

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Optie Beschrijving sD(B) Het alarm wordt bevestigd door dezelfde melder maar met een langere vertragingstijd dan de sD(A)-bevestigingsoptie. Alarmen die door een handbrandmelder zijn gegenereerd worden niet bevestigd en activeren onmiddellijk een centralealarm. aDaZ (type B EN 54-2) Het alarm wordt bevestigd door dezelfde melder of door een andere melder in dezelfde lokale zone.
  • Pagina 101: Groepsbedieningsmodes

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Groepsbedieningsmodes Alle groepen moeten geconfigureerd zijn als Mixed, Hand, Auto, MSP, of MHA. Informatie over elk van deze groepsbedieningsmodes wordt in onderstaande tabel weergegeven. Standaard zijn alle groepen gemengd. Tabel 46: Groepsbedieningsmodes Bedieningsmodus Beschrijving Mixed De groep kan een combinatie bevatten van automatische melders en handmelders.
  • Pagina 102: Pnl I/O Config

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 4. Selecteer de groepen die u wilt toevoegen aan de bevestigingszone en druk op de jog-draaiknop om elke selectie te bevestigen. JA geeft aan dat een groep is toegevoegd aan de bevestigingszone, NEE geeft aan dat een groep niet is toegevoegd aan de bevestigingszone. 5.
  • Pagina 103 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Tabel 48: Configureerbare ingangstypen Type Beschrijving LG (standaard) Opgeslagen activering. Een niet-vergrendelde conditie die geen indicaties genereert maar alleen wordt opgeslagen in het gebeurtenis log. T_AL Activering technisch alarm. Een vergrendelde conditie die wordt aangeduid op de LCD en opgeslagen in het gebeurtenislogboek. Dit type ingang kan worden gebruikt voor gas-detectoren.
  • Pagina 104: Configuratie Paneeluitgang

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Type Beschrijving BAPP1 Bevestiging besturingsapparatuur (type 1). De ingang krijgt bevestiging van externe besturingsapparatuur. Als de bevestiging niet binnen 100 seconden van de activering van de besturingsapparatuur wordt ontvangen, rapporteert de centrale een besturingsapparatuurstoring. BAPP2 Bevestiging besturingsapparatuur (type 2).
  • Pagina 105 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Optie Beschrijving [LEEG] Beschrijving van uitgang UKSB Configureert de uitgangsgroepactivering wanneer de UK-schoolbel wordt geactiveerd Ga als volgt te werk om een centrale-uitgang te configureren: 1. Selecteer Installatie setup in het hoofdmenu. 2. Selecteer Pnl I/O config. 3.
  • Pagina 106: Uitgangsgroepen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Type Beschrijving TEST Selecteer deze optie voor een uitgang die wordt geactiveerd wanneer de centrale zich in de testmode bevindt Selecteer deze optie voor een uitgang die wordt geactiveerd wanneer de centrale zich in de uitschakelen mode bevindt Ga als volgt te werk om een centrale-uitgang in of uit te schakelen: 1.
  • Pagina 107 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling De uitgangsgroepen van signaalgevers, doormelding en besturingsapparatuur worden bediend (en hun status aangeduid) door de corresponderende signaalgevers-, doormelding- en besturingsapparatuurknoppen en -LED’s aan de voorzijde van de centrale. Programma uitgangsgroepen beschikken niet over knoppen of LED’s aan de voorzijde van de centrale, maar hun status wordt weergegeven op de LCD.
  • Pagina 108 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om een standaard uitgangsgroep te configureren: 1. Selecteer Installatie setup in het hoofdmenu en selecteer vervolgens Uitgangsgroepen. 2. Selecteer Uitgangsgroepen. Er wordt een lijst met beschikbare uitgangsgroepen weergegeven. Druk op F3 (Zoeken) om op groepsnummer te zoeken.
  • Pagina 109: Activering Van Uitgangsgroep

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Activering van uitgangsgroep Uitgangsgroepen kunnen worden geactiveerd door: • Groepsactivering met vertragingen • Uitgangszonebevestiging voor specifieke uitgangen (EN 54-2 type C) • Logische regels (geconfigureerd via de het pc-configuratiehulpprogramma) • Handmatige activering met programmeerbare knoppen Starten/Stoppen (alleen ontruimingscentrales) Denk aan de activeringsopties tijdens het configureren van uw brandmeldsysteem, om onverwacht alarmgedrag te voorkomen.
  • Pagina 110 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Ga als volgt te werk om de activering van de vertraagde uitgangsgroep te configureren: 1. Selecteer Installatie setup in het hoofdmenu en selecteer vervolgens Uitgangsgroepen. 2. Selecteer Bevestiging en selecteer vervolgens de uitgangsgroep die u wilt configureren.
  • Pagina 111 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Een uitgangsgroep aan een programmeerbare knop toewijzen Opmerking: Deze optie is niet beschikbaar voor centrales in de regionale modus VdS 2540. In brandalarmcentrales kan één uitgangsgroep worden toegewezen aan de programmeerbare knop en indicatie-LED op de interface van de centrale voor bediening en indicatie.
  • Pagina 112: Vertr. Config

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Vertr. config. Selecteer Vertr. config. om de activeringsvertragingen voor uitgangsgroepen, onderzoekstijden en algemeen signaalgevergedrag (signaalgevers stoppen en gebruik voor tweede fase) te configureren. Opmerking: Deze optie is niet beschikbaar op herhaalpanelen. De opties voor de configuratie van vertragingen worden in de onderstaande tabel getoond.
  • Pagina 113 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Veld Beschrijving Vertraging De vertraging (in minuten en seconden) Sndvert [1] De waarschuwingsvertraging (in minuten en seconden) [1] Alleen vertragingen voor signaalgever uitgangsgroepen. Ga als volgt te werk om de vertraging van de uitgangsgroep te configureren: 1.
  • Pagina 114: Per Groep (Signaalgevers, Doormelding, Besturingsapparaat Of Programma)

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Geconfigureerde vertragingen kunnen worden ingeschakeld of uitgeschakeld door de programmering van gevoeligheidsmodes (dag/nacht mode), externe apparatuur door middel van geprogrammeerde invoer of vertragingsknoppen van de gebruikersinterface. Standaard verwerkt de centrale geen vertragingen in de nachtmode. Vergeet niet dat de nachtmode kan worden geactiveerd door de dag/nachtmode-planning, de vakantiekalender of door externe equipment.
  • Pagina 115 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 3. Selecteer de groep en selecteer vervolgens de uitgangsgroep waarvan u de vertraging wilt configureren voor de geselecteerde groep. De corresponderende configuratieopties van de uitgangsgroep worden voor de geselecteerde groep op het scherm weergegeven. 4. Selecteer Actief en selecteer vervolgens JA of NEE om de activering van de uitgangsgroep voor de groep te definiëren.
  • Pagina 116: Algemene Vertragingen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Algemene vertragingen Selecteer Algemene vertragingen om regiospecifieke onderzoekstijden of geavanceerde vertragingsopties te configureren. In de onderstaande tabel vindt u de configureerbare opties voor algemene vertragingen. Tabel 56: Configureerbare opties voor algemene vertragingen Veld Beschrijving OzMode Onderzoeksmode.
  • Pagina 117 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 4. Indien een onderzoeksmode is geselecteerd, selecteert u Tijd en geeft u de tijdwaarde op (in seconden). Schakel Inv_Ack in als u wilt dat een geconfigureerde onderzoekstijd begint met aftellen wanneer het alarm bevestigd wordt (een geconfigureerde onderzoektstijd start standaard wanneer het alarm gedetecteerd wordt).
  • Pagina 118: Beschrijving

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Tabel 57: Modes voor regionale onderzoekstijden Instelling Beschrijving NEE (standaardinstelling) Geen onderzoeksmode vereist. Max_Bev_T Maximum bevestigingstijd. De geconfigureerde onderzoekstijd start met aftellen wanneer de centrale een melderalarm rapporteert. Als het alarm gedurende de onderzoekstijd wordt bevestigd (door op de knop Stop zoemer te drukken), zullen alle signaalgevers van de doormeldvertraging volgens de configuratie worden verwerkt.
  • Pagina 119 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Onderzoekstijd Selecteer Onderzoekstijd om de duur (in seconden) te configureren van de onderzoekstijd voor de geconfigureerde onderzoeksmode. De minimum, maximum en standaardwaarden voor elke mode worden in de onderstaande tabel getoond. Tabel 58: Onderzoekstijdwaarden per mode Onderzoeksmode Minimum Maximum...
  • Pagina 120 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Er zijn drie configureerbare perioden, zoals in de onderstaande tabel wordt getoond. Tabel 59: Waarschuwingstijd, waarschuwingsvertraging en vertraging Periode Beschrijving Waarschuwingstijd De tijd vanaf het moment dat het alarm wordt gerapporteerd tot het activeren van het evacuatiesignaal door de signaalgevers (of totdat de corresponderende vertraging voor het evacuatiesignaal begint met aftellen).
  • Pagina 121: Configuratie Lusklasse

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Uitschakelingstijd voor het stoppen van signaalgevers Opmerking: Deze functie is niet beschikbaar voor centrales die werken in de NBN S21-100-mode of de EN 54-ontruimingsmode (alle geconfigureerde uitschakelingstijden voor het stoppen van signaalgevers worden genegeerd). Om te voorkomen dat signaalgevers onmiddellijk worden uitgeschakeld zodra een alarm voor het eerst wordt gemeld, is mogelijk de knop Signaalgevers Aan/Stop tijdelijk geblokkeerd wanneer een geconfigureerde signaalgeververtraging aan het aftellen is.
  • Pagina 122: Tests

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Tests Diagnose Select Test opties voor hulpmiddelen om te helpen met het oplossen van problemen tijdens de installatie. De testopties worden in de onderstaande tabel getoond. Tabel 60: Test opties Optie Beschrijving Individueel meld. Vraagt lusmelders op en haalt ruwe gegevens op voor melderdiagnose.
  • Pagina 123: Wachtwoordinstellingen

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Tabel 61: Individuele melderdiagnosetests Opvraagmodus [1] Beschrijving STA_AB, STA_A, STA_B Configureert de status van de opvraagmodus AV1_AB, AV1_A, AV1_B Configureert de analoge waarde 1 van de opvraagmodus AV2_AB, AV2_A, AV2_B Configureert de analoge waarde 2 van de opvraagmodus GRP_AB, GRP_A, GRP_B Configureert de groepstatus van de opvraagmodus...
  • Pagina 124 Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Gebruikers beheren Selecteer Beheer gebruikers om operator-, onderhouds of installateurgebruikersaccount te bewerken, verwijderen of maken. De centrale staat maximaal 20 gebruikersaccounts toe (alle gebruikersniveaus gecombineerd). Ga als volgt te werk om een gebruikersaccount te bewerken: 1.
  • Pagina 125: Beveiligde Toegang

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling 3. Voer een gebruikersnaam, een wachtwoord en een gebruikersniveau in voor de nieuwe account. Aan de hand van gebruikersnamen kunnen gebruikersactiviteiten in het gebeurtenislogboek worden herkend. 4. Druk op F4 (Enter) en vervolgens op F1 (Terug). 5.
  • Pagina 126: Inbedrijfstelling

    Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling Inbedrijfstelling Nadat de centrale en de corresponderende melders zijn geïnstalleerd en geconfigureerd, moet het systeem in bedrijf worden gesteld. Controleer het volgende: • of het brandmeldsysteem is ontworpen in overeenstemming met alle vereiste regelgevingen en standaarden •...
  • Pagina 127: Onderhoud

    Hoofdstuk 4 Onderhoud Overzicht Dit hoofdstuk bevat informatie over het onderhoud van het brandmeldpaneel en de accu. Inhoud Onderhoud van brandalarmsysteem 122 Onderhoud van accu 123 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 128: Onderhoud Van Brandalarmsysteem

    Hoofdstuk 4: Onderhoud Onderhoud van brandalarmsysteem Voor een correcte werking van uw centrale en brandmeldsysteem, en overeenstemming met alle Europese regelgeving, moeten de volgende onderhoudscontroles worden uitgevoerd. Let op: Zorg ervoor dat doormelding (indien geconfigureerd) is uitgeschakeld of dat de brandweer op de hoogte is gesteld van een eventuele brandalarmtest. Driemaandelijks onderhoud Neem contact op met uw installatie- of onderhoudsbedrijf om een driemaandelijkse inspectie van het brandalarmsysteem uit te voeren.
  • Pagina 129: Onderhoud Van Accu

    Hoofdstuk 4: Onderhoud Onderhoud van accu De centrale vereist twee oplaadbare, verzegelde zuur-loodaccu’s van 12V met een capaciteit van 7,2, 12 en 18 Ah. De compatibele accu´s voor dit product vindt u in Tabel 63 hieronder. Accu’s moeten zich in de behuizing van de centrale bevinden en moeten in serie worden geïnstalleerd.
  • Pagina 130: Accu's Vervangen

    Hoofdstuk 4: Onderhoud • Acculader: onderspanning • Acculader: compensatie Accu’s vervangen De accu’s moeten zo nu en dan worden vervangen, volgens de aanbevelingen van de fabrikant. De levensduur van een accu is ongeveer 4 jaar. Voorkom totale ontlading van de accu’s. Gebruik altijd de voorgeschreven accu’s. Ga als volgt te werk om de accu’s te vervangen: 1.
  • Pagina 131: Technische Specificaties

    Hoofdstuk 5 Technische specificaties Overzicht Dit hoofdstuk bevat de technische specificaties voor uw centrale. Inhoud Lus specificaties 126 Specificaties van voedingseenheid 126 Accu- en acculaderspecificaties 127 LCD-specificaties 128 Specificaties communicatiepoort 128 Specificaties brandmeldnetwerk 128 Ingangs- en uitgangsspecificaties 128 Specificaties interne printer 131 Mechanische specificaties en omgevingsspecificaties 131 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 132: Lus Specificaties

    Hoofdstuk 5: Technische specificaties Lus specificaties Lus configuratie Klasse A of Klasse B Lus protocol 2000 Series Isolatoren Ten minste één isolator per lus (wij raden één isolator aan voor elke 32 melders) Aantal lus melders max. 128 Elektrische kenmerken – maximum per lus 250 mA bij 36 VDC (29 tot 36 VDC) Voedingsspanningsbereik 17 tot 28 VDC ±1%...
  • Pagina 133: Accu- En Acculaderspecificaties

    Hoofdstuk 5: Technische specificaties Typisch stroomverbruik centrale (geen melders aangesloten) Centrale met één lus 180 mA at 24 VDC Centrale met twee lussen 250 mA at 24 VDC Centrale met twee lussen en met printer 315 mA at 24 VDC Herhaalpaneel 110 mA bij 24 VDC Typisch stroomverbruik uitbreidingskaart...
  • Pagina 134: Lcd-Specificaties

    Hoofdstuk 5: Technische specificaties LCD-specificaties Type display 240 x 128 grafische dot-LCD (monochromatisch) LCD-afmetingen (L x B) 83 x 44 mm (actief gebied) Type achtergrondverlichting LED-stijl Kleur achtergrondverlichting Specificaties communicatiepoort Ethernet Ethernet 10/100BaseT-poort (10 Mbps) Opmerking: Voor een betere beveiliging is het niet raadzaam Ethernet te gebruiken voor externe verbindingen met de centrale via Internet.
  • Pagina 135 Hoofdstuk 5: Technische specificaties Configureerbare ingangen [1] Aantal ingangen 2 bewaakte ingangen, einde lusweerstand 15 kΩ 1/4 W Actieve waarde 60,2 Ω ≤ actieve waarde ≤ 8 kΩ (0,33 tot 15 VDC) Normale waarde 10 kΩ ≤ waarde ≤ 20,2 kΩ (16,1 tot 18,9 VDC) Kortsluitingswaarden ≤...
  • Pagina 136: Maximum Uitgangsstroom Berekenen Voor Werking Van Kabellengte

    Hoofdstuk 5: Technische specificaties Brandmeld- en foutmelduitgangen [1] Uitgangsspaningsbereik bij -21 tot -28 VDC open kring Uitgangsspaningsbereik bij -6,1 tot -13,7 VDC stand-by Uitgangsspaningsbereik bij 21 tot 28 VDC activering Uitgangsspaningsbereik bij Minder dan -6,1 VDC kortsluiting [1] Afhankelijk van de stroomvereisten, kan er een lengterestrictie voor de uitgangskabel van toepassing zijn –...
  • Pagina 137: Specificaties Interne Printer

    Hoofdstuk 5: Technische specificaties Specificaties interne printer Opmerking: De interne printer is alleen beschikbaar op bepaalde modellen. Afdrukmethode Thermisch Resolutie 203 dpi (8 dots/mm) Afdruksnelheid > 50 mm/s Kolommen 24/40 Papierbreedte 58 mm Papiergewicht 55 t/m 70 g/m² Rolafmeting Max. Ø 30 mm Tekenset ASCII-standaard, EPSON, International Gegevensbuffer...
  • Pagina 138 Hoofdstuk 5: Technische specificaties Afbeelding 27: Afmetingen en aanzicht grote behuizing 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 139 Hoofdstuk 5: Technische specificaties Afbeelding 28: Afmetingen en aanzicht kleine behuizing 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 140 Hoofdstuk 5: Technische specificaties 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 141: Bijlage A Standaardconfiguraties

    Bijlage A Standaardconfiguraties In de volgende tabel worden de instellingen getoond voor de standaardconfiguratie van uw paneel. Tabel 65: Standaardconfiguraties Beschrijving Standaardinstelling Bediening voedingseenheid 230 VAC Centrale ID Dag/Nacht mode Volledige dag tot dag mode Netwerkbediening van de centrale Zelfstandig Netwerk algemene opdrachten Netwerkmasker 0 (alle centrales uitgesloten van masker)
  • Pagina 142: Standaardinstelling

    Bijlage A: Standaardconfiguraties Beschrijving Standaardinstelling Autosetup groep Alle melders, handbrandmelders en groepsmodules naar de eerste groep Alle signaalgevers naar uitgangsgroep 1 (signaalgevers) Alle relais-/niet-bewaakte uitgangen naar uitgangsgroep 301 (programma) Alle blusmodules naar uitgangsgroep 801 (blussen) Alle ingangen geconfigureerd als vergrendeld technisch alarm OUT1, OUT2, enz.
  • Pagina 143: Bijlage Bpstn-Landcodes

    Bijlage B PSTN-landcodes Gebruik de PSTN-landcodes uit onderstaande tabel voor het configureren van de DACT-kaartinstellingen. Tabel 66: PSTN-landcodes Land Code Land Code Land Code Algerije Hongarije Oman Argentinië Hong Kong Oostenrijk Armenië Ierland Pakistan Australië IJsland Paraguay Bahama’s India Peru Bahrein Indonesië...
  • Pagina 144 Bijlage B: PSTN-landcodes Land Code Land Code Land Code Egypte Maleisië Tsjechië El Salvador Malta Tunesië Engeland Marokko Turkije Estland Martinique Uruguay Filipijnen Mexico V.A.E. Finland Moldavië Venezuela Frankrijk Nederland Georgië Nieuw-Zeeland Wit-Rusland Ghana Nigeria Zambia Griekenland Noorwegen Zuid-Afrika Guadeloupe Oekraïne Zweden Guam...
  • Pagina 145: Bijlage C Menustructuur

    Bijlage C Menustructuur Brandmeldcentrales Onderhoud gebruikersniveau Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Installatie setup Groep config Test/Uitges. t_out. Pnl instellingen Datum en tijd Dag/Nacht mode Dag/nacht schema Vakantiekalender Dag/nacht submenu Communicatie E-mailaccounts Verwijder USB dev. Uitschakelen/inschakelen Groepen Apparaten Pnl uitgangen Pnl ingangen...
  • Pagina 146 Bijlage C: Menustructuur Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Accutest Rapporten Logboek Alles weergeven Wissen Opgelet Revisie Firmware-revisie Configuratierevisie Serienummers Contact informatie Groep status Groepen toekennen Melder status Paneel I/U status Uitgangsgroepen status Regel status Netwerk status Save/Print rapp.
  • Pagina 147 Bijlage C: Menustructuur Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Zone Configuratie Test/Uitges. t_out. Pnl I/O config Pnl ingangen Pnl uitgangen Uitgangsgroepen Zone Configuratie Bevestiging Programmeerbare bedieningselementen Vertr. config. Signaalgevers Doormelding Besturingsapparaat Programeer Per Groep Algemene vertragingen Lus klasse Pnl instellingen ID configuratie Datum en tijd...
  • Pagina 148 Bijlage C: Menustructuur Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Config. Schoolbellen Zelf-test config Puls Activatie VdS instellingen Det verv. Waarsch. Configuratie Herstel L. Config Laden config Opslaan config Default config Uitbr. borden Hulpbestanden laden Splash schermen Taal instelling Taal afbeelding System update Printer config...
  • Pagina 149 Bijlage C: Menustructuur Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 In service mode Remote test Diagnose Individueel meld. Uitgang stroom Voedingseenheid Lus waarden Gebruikersinterface test Indicatie-LED test Toetsenbord test LCD-test Accutest Rapporten Logboek Alles weergeven Wissen Opgelet Revisie Firmware-revisie Configuratierevisie Serienummers...
  • Pagina 150: Brandalarm Herhaal Panelen

    Bijlage C: Menustructuur Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Wachtwoordinstellingen Wijzig Paswoord Beheer gebruikers Beveiligde toegang Brandalarm herhaal panelen Onderhoud gebruikersniveau Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Pnl instellingen Datum en tijd Dag/Nacht mode Dag/nacht schema Vakantiekalender Dag/nacht submenu...
  • Pagina 151 Bijlage C: Menustructuur Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Logboek Opgelet Paneel I/U status Netwerk status PAK Lijst Alarm teller Wachtwoordinstellingen Wijzig Paswoord Beheer gebruikers Installateur gebruikersniveau Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Installatie setup Groep config Algemene configuratie Pnl I/O config...
  • Pagina 152 Bijlage C: Menustructuur Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Zoemer Configuratie Herstel L. Config Laden config Opslaan config Default config Uitbr. borden Hulpbestanden laden Splash schermen Taal instelling Taal afbeelding System update Printer config Int printer config Ext printer config Terminal config DACT Config...
  • Pagina 153 Bijlage C: Menustructuur Menu niveau 1 Menu niveau 2 Menu niveau 3 Revisie Firmware-revisie Configuratierevisie Serienummers Contact informatie Paneel I/U status Netwerk status Regel status Save/Print rapp. All (Alles) Huidige gebeurt. Logboek Opgelet Paneel I/U status Netwerk status PAK Lijst Alarm teller Wachtwoordinstellingen Wijzig Paswoord...
  • Pagina 154 Bijlage C: Menustructuur 2X Series Installatiehandleiding...
  • Pagina 155: Bijlage D Informatie Over Regelgeving

    Bijlage D Informatie over regelgeving Europese normen voor brandcontrole- en brandmeldapparatuur Deze centrales zijn ontworpen in overeenstemming met de Europese normen EN 54-2 en EN 54-4. Daarnaast voldoen zij aan de volgende optionele vereisten uit de norm EN 54-2. Tabel 67: Optionele vereisten EN 54-2 Option Beschrijving Uitgang naar brandalarmmelders [1]...
  • Pagina 156: Europese Regelgeving Voor Bouwproducten

    Bijlage D: Informatie over regelgeving Europese regelgeving voor bouwproducten Deze sectie bevat zowel informatie over regelgeving en een overzicht van de aangegeven prestaties conform de Bouwproductenregeling 305/2011. Zie de Prestatieverklaring van het product voor gedetailleerde informatie. Tabel 68: Regelgeving Certificering Certificatie-instelling 0832 Fabrikant...
  • Pagina 157: Index

    Index aansluitingen DACT accu's, 34 CMS-configuratie, 81 brandmeldnetwerk, 35 Ethernet-configuratie, 81 externe apparatuur, 32 GPRS-configuratie, 83 externe printer, ASCII-terminal, 37 PSTN-configuratie, 83 ingangen, 30 dag/nacht mode, 46 interne printer, 24 datum en tijd klasse A lus, 29 SNTP-opties, 85 klasse B lus, 29 wijzigen, 45 netaansluitingsblok, 34 det verv.
  • Pagina 158 Index eerste groep, 90 zelftest, 72 externe groepen, 89 zoeken, 54 globale groep, 91 meldertype indicatie LED eerste groep, 91 inschakelen, 51 inschakelen, 92 uitschakelen, 51 test, 52 menu-inserts, 22 test/time-out voor uitschakeling, 44 toevoegen, 89 uitschakelen, 92 netwerk bedieningsmode, 64 toekennen, 63 herhaalpaneel inst, 65 Netwerkstatus...
  • Pagina 159 Index polariteit, 32 pulsactivering (doormelding), 73 types, 99 uitgangsgroep activering, 103 activeringstest, 53 nieuwe toevoegen, 102 overzicht, 100 programmeerbare knop, 105 standaard uitgangsgroepen, 101 vertraagde activering, 103 uitgangsgroep configuratie, 102 uitschakelen groep, 92 ingang, 98 melder, 51 meldertype, 51 uitgang, 100 USB-apparaat verwijderen, 50 vakantiekalender, 47...