Glasbreukdetectie
Kabelbreukdetectie
11.1.2
Temperatuur
Temperatuur
Temperatuurcompensatie
[AAN] / [UIT] : Schakelt de glasbreukdetectie van de pH-sensor
[AAN] of [UIT] . De fabrieksinstelling is [UIT] . De regelaar geeft bij
[AAN] een foutmelding, als een fout wordt gedetec‐
de instelling
teerd.
In geval van glasbreuk daalt de inwendige weerstand van de
sensor sterk. Deze toestand wordt gedetecteerd en een foutmel‐
ding wordt afgegeven.
Bij mediatemperaturen > 50 °C daalt de inwendige weerstand van
de sensor eveneens en wordt ten onrechte een glasbreuk gedetec‐
teerd.
[Glasbreukdetectie] werkt tot een sensorkabellengte van
De functie
ca. 2 m. Ook kunnen externe invloeden, zoals het te meten
medium de glasbreukdetectie beïnvloeden en tot een foutieve
interpretatie leiden. In die gevallen moet de glasbreukdetectie
worden uitgeschakeld, om een foutieve interpretatie te vermijden.
[AAN] / [UIT] : Schakelt de kabelbreukdetectie van de coaxiaalkabel
[AAN] of [UIT] . De fabrieksinstelling is [UIT] . De regelaar geeft bij
[AAN] een alarmmelding, als een fout wordt gedetec‐
de instelling
teerd.
In geval van kabelbreuk of als geen sensor is aangesloten, wordt
de weerstand van een open kabeluiteinde gemeten. Deze weer‐
stand is zeer hoog. Deze toestand wordt gedetecteerd en een fout‐
melding wordt afgegeven.
Bij mediatemperaturen < 10 °C kan afhankelijk van het sensortype
de weerstand onder de activeringsdrempel dalen en wordt ten
onrechte een kabelbreuk gedetecteerd.
[Kabelbreukdetectie] werkt tot een sensorkabellengte
De functie
van ca. 2 m. Ook kunnen externe invloeden, zoals het te meten
medium de kabelbreukdetectie beïnvloeden en tot een foutieve
interpretatie leiden. In die gevallen moet de kabelbreukdetectie
worden uitgeschakeld, om een foutieve interpretatie te vermijden.
Bij amperometrische meetgrootheden, wordt de temperatuurin‐
vloed op de meting automatisch gecompenseerd in de sensor. Een
separate temperatuurmeting dient evt. voor het weergeven en uit‐
voeren van de temperatuurwaarden via een mA-uitgang. Een
separate temperatuurcompensatie is alleen bij een chloroxide-
sensor type CDP noodzakelijk.
Deze functie dient voor het compenseren van de temperatuurin‐
vloed op de meting. Dit is alleen bij de pH- en fluoridemeting,
evenals bij de meting van chlooroxide en een CDP-sensor noodza‐
kelijk.
Temperatuur: [Uit] / [Handmatig] / [Automatisch]
[Uit] schakelt de procestemperatuurinstelling uit
n
[Handmatig] maakt een voorinstelling van de procestempera‐
n
tuur mogelijk, dit is alleen zinvol bij constante temperaturen
[Automatisch] gebruikt een gemeten procestemperatuur. Auto‐
n
matische meting van de temperatuur via de temperatuur‐
sensor, bijv. Pt1000. Bij pH kan in het menu de temperatuur‐
[AAN] of [UIT] worden geschakeld.
compensatie naar
Meetgrootheden instellen
69