Montage en installatie
9.4.6 Het schakelen van inductieve lasten
56
Stuurspanning: 24 VDC.
n
Maximale stroom 50 mA.
n
Uitschakeling van de ingang bij 70 mA.
n
Bescherming tegen ompoling en overspanning tot max. 30
n
VDC.
Maximale kabellengte: 30 m, begrensd door de EMC-specifi‐
n
catie.
Sluit sensor 1 aan op klem XE1 pen 2 en pen 3, met de besturings‐
kabel. Sluit sensor 2 aan op klem XE2 pen 2 en pen 3, met de
besturingskabel.
Besturingskabel, LiYY, 2 x 0,25 mm
725122.
Wanneer u op een relais van de regelaar een
inductieve last aansluit (dus een verbruiker die een
spoel gebruikt, bijv. motorpomp alpha), moet u de
regelaar met een beveiligingscircuit beveiligen.
Vraag bij twijfel advies van een elektromonteur.
Een beveiligingscircuit door middel van een RC-schakeling is een
eenvoudige maar zeer effectieve schakeling. Deze schakeling
wordt ook wel snubber of boucherot-schakeling genoemd. Deze
wordt voornamelijk gebruikt om schakelcontacten te beveiligen.
De serieschakeling van weerstand en condensator zorgt ervoor dat
de stroom bij het uitschakelproces in een gedempte oscillatie kan
eindigen.
Bij het inschakelproces functioneert de weerstand bovendien als
stroombegrenzer voor het laadproces van de condensator. Een
beveiligingscircuit door middel van een RC-schakeling is bijzonder
geschikt voor wisselspanning.
De weerstand R van de RC-schakeling wordt aan de hand van
de onderstaande formule bepaald:
R=U/I
L
(U= spanning via de last // I
De grootte van de condensator kan met de volgende formule
worden berekend:
C = k * I
L
K = 0,1 - 2 (afhankelijk van de toepassing).
Gebruik uitsluitend condensatoren van klasse X2.
Eenheden: R = ohm; U = volt; I
Wanneer verbruikers worden geschakeld die een
verhoogde inschakelstroom hebben (bijv. stekker‐
netvoedingen) moet een begrenzing van de
inschakelstroom worden aangebracht.
, Ø 4 mm, onderdeelnummer
2
= laststroom)
L
= ampère; C = µF
L