Aanwijzingen: Deze afzekering kan bijv. in combinatie met een
n
geschikte scheidingsinrichting worden uitgevoerd. Door deze
afzekering kunnen beide vermogensrelais (XR1/XR2) ieder
met slechts ca. 2 A worden belast.
Het alarmrelais (XR3) moet afzonderlijk met max. 5 A worden
n
afgezekerd.
Signaal- en stuurkabels
Signaal- en stuurkabels moeten gescheiden van netspanning‐
n
voerende kabels worden aangelegd, omdat anders versto‐
ringen kunnen optreden.
WAARSCHUWING!
Na het afsluiten van de elektrische installatie
–
Bij apparaatversie met RC-beveiligingsschake‐
ling moet na installatie een aardleidingscon‐
trole conform EN 61010 worden uitgevoerd.
–
Als op het apparaat een voedingskabel met
stekker met randaarde wordt aangesloten,
moet deze stekker op een stopcontact met
aardleiding worden aangesloten.
AANWIJZING!
Naastgelegen stroomleidingen
Controleer of, in het geval van storingen, geen lei‐
ding een naastgelegen stroomcircuit kan raken.
–
Oplossing: Strip een zo kort mogelijk stuk van
de buitenmantel af.
–
Zet de aders vast met bundelbandjes.
Montage en installatie
37