Kalibreren
Kalibratie van de celconstante
12.8.3
Geleidbaarheid kalibreren, conductief, temperatuurcoëfficiënt
Controleer de
[Temperatuurcoëfficiënt]
118
Bij het menu-item
[Meting] zijn alle parameters voor de geleidbaar‐
heidssensor correct ingevoerd.
1.
Druk bij de basisweergave op de
2.
Selecteer met de pijltoetsen het kanaal dat moet worden
gekalibreerd.
3.
Ga verder met
ð U ziet het menu voor de keuze van de
[Temperatuurcoëfficiënt] .
4.
Kies met de pijltoetsen het menu-item
5.
Verder met
.
ð U ziet de actuele gegevens m.b.t. de
kunt u de temperatuurcoëfficiënt van de kalibratie-oplos‐
sing invoeren.
6.
Verder met
om door te gaan met de kalibratie.
7.
Verder met
.
8.
Hier de bekende geleidbaarheidswaarde van uw geleidbaar‐
heids-kalibratie-oplossing invoeren.
9.
Overnemen met
10.
Verder met
.
11.
Het resultaat van de kalibratie opslaan in het geheugen door
te drukken op de
ESC-toets.
ð De regelaar toont weer het kalibratiemenu en werkt met
de resultaten van de kalibratie.
Foutieve kalibratie
Celconstante, geldig bereik: 0,005 ... 15
1/cm
Ligt het resultaat van de kalibratie buiten
de vastgestelde tolerantiegrenzen, ver‐
schijnt een foutmelding. In dat geval
wordt de actuele kalibratie niet geaccep‐
teerd.
Controleer de voorwaarden voor de kali‐
bratie en verhelp de fout. Herhaal daarna
de kalibratie.
Voorwaarde voor de kalibratie. De geleidbaarheidssensor is aan‐
gesloten. De geleidbaarheidssensor bevindt zich in een geschikte
vloeistof, bijv. een monster uit de bypassarmatuur.
1.
Druk bij de basisweergave op de
2.
Selecteer met de pijltoetsen het kanaal dat moet worden
gekalibreerd.
3.
Ga verder met
ð U ziet het menu voor de keuze van de
[Temperatuurcoëfficiënt] .
4.
Kies met de pijltoetsen het menu-item
-toets.
[Celconstante] of
[Celconstante] .
[Celconstante] . Hier
.
-toets of de procedure afbreken met de
-toets.
[Celconstante] of
[Temperatuur] .