Hoofdstuk
7
Testen van de alarmfuncties
Tabel 25: Controle van de alarmfuncties
Alarm
O
insp.[%] laag
2
FiO
[%] laag
2
Vluchtige
anesthetica [%] laag
134
De volgende beschrijving van de procedure voor het
testen van de alarmfuncties is gebaseerd op de
veronderstelling dat de tests volledig en zonder
onderbreking worden uitgevoerd.
Indien de test wordt onderbroken, moeten de
stappen I – VI aan het begin van de afzonderlijke
tests en de punten VII en VIII of IX en X aan het eind
in acht worden genomen.
Instelling van de
Test
alarmgrenzen
I.
II.
III.
IV.
V.
VI.
1.
>50 %
2.
>50 %
3.
1.
Grootste mogelijke
waarde
2.
3.
4.
Zorg ervoor dat de anesthesiegasafzuiging
aangesloten en actief is.
Trek de patiëntenadapter van de gasmeter los
van het Y-stuk en plaats het Y-stuk terug op de
testadapter.
Koppel de beademingsslang los van de
aansluitconus op de beademingszak
(→ "Aansluiting voor beademingsslangen,
anesthesiegas-afvoersysteem (AGAS) en
beademingszak" p. 65), plaats de
patiëntenadapter van de gasmeter op de
aansluitconus en plaats de beademingsslang
met de zak op de patiëntenadapter van de
gasmeter.
Stelt de APL-klep op SP in.
Selecteer AIR als dragergas.
Start de beademingsvorm MAN/SPONT.
Stel een flow van vers gas van 10 l en 25 % O
in.
Stel de alarmgrens (laag) in.
Druk meerdere malen op de beademingszak tot
het alarm wordt getriggerd.
Stel de anestheticaverdamper in op ca. 2 %.
Stel de alarmgrens (laag) in.
Druk meerdere malen op de beademingszak tot
het alarm wordt getriggerd.
Stel de anestheticaverdamper in op 0 %.
3.11.12 - per 12.08.2021 - leon plus
Inbedrijfstelling
Testen van de alarmen
2