Rookgas-toevoerluchtsystemen
Verbrandingsluchtaanzuiging via ringspleet (rond)
Nom. vermogen in
kW
Vitocrossal, type CIB installatie met één ketel
80
120 en 160
200 en 240
280 en 318
Vitocrossal, type CIB installatie met dubbele ketel
Sys-
teem-
formaat
verza-
melaar
240 en
DN 250
320
400 en
DN 250
480
560 en
DN 300
363
Vitocrossal, type CI3
Tot 160
240 tot 320
11
480
560 tot 640
Vitocrossal, type CM2C
80 en 87
80 en 87
105 en 115
130 en 142
130 en 142
170 en 186
225 en 311
Vitocrossal, type CM2
400
500
600
Vitocrossal, type CT3U
370 en 400
460 en 500
575 en 630
Vitocrossal, type CRU
800
1000
Parallelle loodrechte dakdoorvoeringen
Voor loodrechte dakdoorvoeringen bij opstelling van de Vito-
crossal 200 en 300 tot 318 kW op de zolderverdieping (art. C
volgens EN 1749)
De dakdoorvoering moet enkel worden geplaatst waar het plafond
van de installatieruimte tevens het dak vormt. Een minimale afstand
ten opzicht van brandbare onderdelen is bij de dakdoorvoer niet
nodig.
Door de ventilatie achter treden bij de dakdoorvoer op geen enkele
plaats van het oppervlak hogere temperaturen dan 85 °C op.
Van de rookgasleiding (verbindingsstuk) moet volgens EN 1749 een
minimale afstand ten opzichte van brandbare onderdelen van
100 mm aangehouden worden.
Max. gestrekte buislengte 6 m bij max. aantal bochtstukken
■ 87° = 2 stuks
■ 45° = 2 stuks
VIESMANN
46
(vervolg)
Systeemformaat
Min. dia-
Rook-
Lucht-
meter
gassys-
toevoer-
koker in
teem
systeem
mm
DN 125
DN 160
250
DN 160
DN 160
300
DN 200
DN 200
350
DN 250
DN 250
400
DN 300
DN 300
400
DN 400
DN 400
500
DN 450
DN 450
600
DN 150
DN 150
250
DN 200
DN 150
300
DN 250
DN 200
400
DN 250
DN 250
450
DN 125
220
DN 160
250
DN 160
250
DN 160
250
DN 200
300
DN 200
300
DN 250
350
DN 250
400
DN 250
450
DN 250
450
DN 250
400
DN 250
400
Op aanvraag
DN 300
550
DN 300
550
De gegevens gelden bij de volgende veronderstellingen:
■ Lengte van het verbindingsstuk: 2 m en 3 bochtstukken 87° incl.
Max.
steunbochtstuk
hoogte
■ diameter van de rookgasleiding is gelijk aan het systeemformaat
van de
van de rookgasleiding.
rookgas-
■ Diameter van de toevoerleiding: DN 160, 200 of 250, max. lengte
leiding
1,5 m
in m
■ Gemiddelde ruwheid van de binnenwand van de koker 1,5 mm
30
Aanwijzing
25
Druk voor het rookgas-luchttoevoersysteem bij Vitocrossal met Vies-
25
smann MatriX-brander zie tabellen p. 43.
25
Verbrandingsluchtaanzuiging via ringspleet:
Vóór de montage moet de bevoegde schoorsteenveger controleren
of de te gebruiken schacht geschikt en voor deze toepassing toege-
staan is.
Schachten waarop van tevoren olie- of vastebrandstofketels aange-
sloten waren, moeten door de schoorsteenveger grondig worden
17
gereinigd. Er mogen geen afzettingen (met name zwavel- of roetres-
ten) aan de binnenzijde van de schoorsteen achterblijven die los
25
kunnen raken. Zoniet is de aanleg van een concentrisch systeem
door de schacht nodig!
10
Eventueel aanwezige aansluitopeningen mogen geen lekken heb-
ben en moeten met inachtneming van de gebruikte bouwmaterialen
worden afgesloten.
Dit geldt niet voor noodzakelijke reinigings- en controleopeningen
15
die zijn voorzien van schoorsteenreinigingsafsluitingen waaraan een
15
keurmerk is toegekend.
15
15
17
30
26
15
30
17
21
0
30
30
27
11
30
30
Bij een afwijkend aantal bochtstukken moet van de maximaal
gestrekte buislengte 1 m voor 87°bochtenstukken of 0,75 m voor 45°
53
worden afgetrokken/bijgeteld.
In de rookgasleiding moet in de stookruimte een toezichtopening
voor inspectie en reiniging zijn ingebouwd.
Bij ondersteuning van de buisbocht 2 kan de rookgasleiding > 6 m
lang zijn. Rekening houden met stookverordening.
Aanwijzing
■ De diameter van de plafonddoorvoer moet minstens 185 mm
bedragen. Pas na de volledige montage dient de doorvoer door de
installateur met een klem aan de dakconstructie bevestigd te wor-
den.
■ Het rookgassysteem moet last- en momentvrij gemonteerd wor-
den.
■ Bij rookgaslengtes groter dan 5 m moeten door de installateur met
steunen worden voorzien.
Condenserende gasketel