Rookgas-toevoerluchtsystemen
Bij type C
kan elk goedgekeurd rookgassysteem worden gebruikt.
63
Rookgastemperatuursensor
Volgens de "richtlijn voor de toelating van rookgasinstallaties", punt
3.12, mogen aan of in rookgasleidingen van condenserende ketels
alleen onderdelen aangebracht worden die een bouwtechnisch
goedgekeurd onderdeel van de rookgasleiding zijn. Openingen voor
de inbouw van rookgastemperatuursensoren moeten door de fabri-
kant gepland en samen met de rookgasleiding getest zijn. Het ach-
teraf boren of plaatsen van vreemde componenten is niet toege-
staan.
Rookgassysteem voor installaties met twee ketels met Vitocrossal, type CT3U en type CT3B
Voor rookgasinstallaties met condensatieketels gelden de volgende
eisen voor uitvoering en plaatsing: Vóór aanvang van de werk-
zaamheden aan de rookgasinstallatie dient de verwarmings-
firma met een erkende schoorsteenveger overleg te plegen.
Gecertificeerd rookgassysteem tot systeemformaat 250
De rookgassen uit de rookgasinstallatie worden met overdruk afge-
voerd. Het rookgassysteem is bij de Vitocrossal passend gedimen-
sioneerd, van geschikt materiaal, gecontroleerd en CE-gecertifi-
ceerd. Systeemformaat diameter 125, 160, 200 en 250 mm.
Certificaat-nr. 0036 CRP 9184 001
Firma Skoberne
Ostendstr. 1
64319 Pfungstadt
Overeenkomstig de CE-certificering volgens EN 14471 mag de rook-
gasleiding van kunststof (PPs) tot een max. rookgastemperatuur van
120 °C (type B) worden gebruikt.
De rookgasleidingen van kunststof zijn rookgasleidingen van de
typegroep B (max. toegestane rookgastemperatuur 120 °C). Rook-
gasleidingen mogen in gebouwen alleen in eigen, in de lengte
geventileerde schachten of kanalen worden geleid. Deze schachten
en kanalen moeten aan de eisen aan huisschoorstenen conform
DIN V 18160-1 par. 4.4 tot 4.9 resp. aan een brandvertragingsperi-
ode van 90 minuten (F90/L90) voldoen. De aangegeven min. bin-
nenmaten van de schacht respecteren.
In de rookgasinstallatie moet minstens één toezichtopening voor
inspectie, reiniging en drukmeting zijn ingebouwd.
Als de rookgasleiding niet vanaf het dak toegankelijk is, moet op de
zolderverdieping achter de reinigingsdeur van de schoorsteen nog
een toezichtopening worden aangebracht.
Condenserende gasketel
(vervolg)
Vitocrossal condensatieketels mogen alleen op vochtongevoelige
schoorstenen worden aangesloten. De schoorsteenfabrikant zorgt
voor het rekenkundig bewijs volgens EN 13384 , rekening houdend
met de rookgaswaarden van de verwarmingsketel (zie technische
gegevens in het betreffende technisch blad).
Er wordt geadviseerd de betrokkenheid van een erkende schoor-
steenveger via een formulier (verkrijgbaar bij bouw- en woningtoe-
zicht) schriftelijk vast te leggen.
Systeemformaten DN 300 zie Vitoset-prijslijst, systeemformaten ≥
DN 350 door de installateur.
De condenswaterafvoer uit de rookgasleiding (horizontaal) naar de
verwarmingsketel moet door een helling van minstens 3° gega-
randeerd zijn. Bovendien bevelen we voor de steun/afhanging van
de verbindingsleiding het gebruik van bevestigingsklemmen op een
afstand van ca. 1 m aan.
De rookgasinstallatie moet via het dak worden geleid.
Als de rookgasleiding in een bestaande schoorsteen moet worden
aangebracht, moeten eventueel aanwezige aansluitopeningen met
de juiste bouwmaterialen dicht afgesloten worden, en moet het bin-
nenoppervlak van de schoorsteen gereinigd worden.
Dit geldt niet voor noodzakelijke reinigings- en controleopeningen
die zijn voorzien van schoorsteenreinigingsafsluitingen waaraan een
keurmerk is toegekend.
Aanwijzing
Een rookgastemperatuurbeveiliging in combinatie met de Vitocrossal
is niet nodig. De maximaal toelaatbare rookgastemperatuur van
120 ºC (rookgasleiding, van de typegroep B) wordt in geen enkele
bedrijfstoestand of storing overschreden.
Afhankelijk van de schachtgrootte moet om de 2 tot 5 m en aan elk
vormstuk (bijv. toezichtstuk of bochtstuk) een afstandshouder aan de
rookgasleiding aangebracht worden.
11
VIESMANN
35