NEDERLANDS
Vertaling van de originele instructies
2.2 Andere plaatjes en markeringen
Op het oppervlak van de pomp kunnen afhankelijk van het model andere plaatjes
aanwezig zijn die de kenmerken, de naleving van normen en reglementen
of de voorschriften inzake installatie, gebruik en verwijdering van de pomp
identificeren. Zie de volgende lijst.
Besteed aandacht aan de risico's die verband houden met de
installatie, het onderhoud en de verwijdering van het product.
Lees de handleiding met instructies met aandacht vóór de
installatie en het gebruik.
Apparaat goedgekeurd voor de verplaatsing van water bestemd
voor menselijke consumptie, alleen voor koud water.
Maximumtemperatuur van de vloeistof voor gebruik in een
huishoudelijke, woon- of commerciële omgeving, de landbouw
of de dienstverlening: 90 °C (alleen driefasige versies), 55 °C
(eenfasige versies).
Maximumtemperatuur van de vloeistof UITSLUITEND voor
gebruik in een industriële of gelijkwaardige omgeving: 110 °C
(alleen driefasige versies), 55 °C (eenfasige versies).
Tmax 120°C
Tmax 120°C
Op basis van de temperatuur van de gepompte vloeistof kunnen
de oppervlakken van de elektropomp hoge temperaturen
bereiken. Het directe contact en de uitstoot van vloeistof kunnen
brandwonden en letsels veroorzaken.
• De rotatierichting van de functionele delen wordt aangegeven door de
markering (pijl) op de motorsteun en/of op de ventilatorafscherming (zie afb.
A9 in bijlage).
2.3 Informatie over de energetische efficiëntie van de motoren
Alle elektropompen maken gebruik van motoren conform verord. 640/2009
EG en latere wijzigingen, dus conform rendementsklasse IE3 (driefase-versies
met vermogen van meer dan 0,55 kW). Meer informatie over de energetische
prestaties van de motoren zijn online beschikbaar (franklinwater.eu - productblad)
en staan op het gegevensplaatje van de motor.
3 TOEPASSINGEN EN GEBRUIK
3.1 Toegestaan gebruik
Deze apparaten zijn bestemd voor professioneel gebruik in toepassingen
zoals waterbevoorrading uit grondwater, drukverhoging, irrigatie of circulatie
van warmtegeleidende media. Ze kunnen gebruikt worden in een industriële
omgeving, een omgeving waarin vervaardigingsprocessen plaatsvinden of een
gelijkwaardige omgeving. De elektropompen kunnen ook gebruikt worden in een
huishoudelijke, commerciële omgeving, in de landbouw, de ambachtelijke sector
of de dienstverlening, voor dezelfde toepassingen, uitsluitend op een temperatuur
niet hoger dan: 90 °C voor de driefasige versies, 55 °C voor de eenfasige versies.
N.B.: Voor de andere toepassingen is de maximaal toegestane temperatuur 110 °C
(alleen driefasige versies).
De elektropompen moeten geïnstalleerd worden op een droge plaats die
bescherming tegen overstromingen biedt.
De elektropomp kan continu werken op de maximum omgevingstemperatuur die
op het gegevensplaatje staat.
3.2 Gepompte vloeistoffen
Schone vloeistoffen die compatibel zijn met de constructiematerialen van de
elektropomp. De vloeistof moet fysieke kenmerken hebben die gelijkaardig
zijn met die van schoon water op omgevingstemperatuur (maximum dichtheid
van 1030 kg/m3 en maximum viscositeit van 2 cPs. Neem buiten deze limieten
contact op met de fabrikant).
Oneigenlijk gebruik kan tot oververhitting van de machine en van de
voedingskabels leiden, met gevolgen als defecten en mogelijk brand.
Het eventuele gehalte van zand in het water mag niet groter zijn dan 50 g/m3.
Een hogere zandconcentratie zal de levensduur van de elektropomp verlagen en
het risico op blokkering verhogen. Eventuele vaste deeltjes in suspensie mogen
niet groter zijn dan 0,5 mm.
Water bestemd voor menselijke consumptie: alleen modellen met WRAS-
certificering, alleen met koud water.
3.3 Gebruiksvoorwaarden
• Maximum bedrijfsdruk (de druk bij de aanvoerzijde van de pomp als resultaat
van de som van de ingangsdruk van de pomp en de drukverhoging die door
de pomp verstrekt wordt): zie het gegevensplaatje. De maximum druk bij de
ingang van de apparatuur wordt bepaald door de drukverhoging die door de
pomp verstrekt wordt, zodat de maximum bedrijfsdruk niet overschreden
wordt (zie het gedeelte dat aan de berekening gewijd is).
16
VERTICALE MEERTRAPSPOMPEN MONOBLOC
• Debiet en opvoerhoogte: tijdens de normale werking moeten deze binnen
de velden liggen die op het gegevensplaatje staan. In deze omstandigheden
wordt de optimale werking van de machine verkregen.
• Maximumtemperatuur van de aangezogen vloeistof: 55 °C, 90 °C of 110 °C al
naargelang het gebruik (zie paragraaf 3.1).
• Minimumtemperatuur van de aangezogen vloeistof: -10 °C (pakkingen van
EPDM); -10 °C (pakkingen van Viton®/FKM).
• Omgevingstemperatuur: maximaal 40°C tot 1000 m hoogte. Neem buiten
deze limieten contact op met de fabrikant.
• Elektrische voedingsspanning: raadpleeg het gegevensplaatje van de motor.
De toegestane maximumafwijking is +/- 6% van de nominale waarde.
• Maximum aantal opeenvolgende starten per uur: 40.
3.4 Niet toegestaan gebruik
Gebruik de elektropomp niet voor andere toepassingen dan die eerder
beschreven werden en hoe dan ook voor alle niet door de fabrikant geautoriseerde
toepassingen. Oneigenlijk gebruik kan ook ernstige schade berokkenen (inclusief
de dood) aan mensen, dieren, voorwerpen en het milieu.
Gebruik de elektropomp niet aangesloten op zwembaden, baden,
meertjes en gelijkaardige plekken, wanneer mensen in het water zijn.
• pomp geen levensmiddelenvloeistoffen of producten die voor menselijke
voeding bestemd zijn.
• Pomp geen viskeuze vloeistoffen en/of die dikker dan water zijn, tenzij met de
specifieke autorisatie van de fabrikant.
• Gebruik de machine niet in een potentieel explosieve omgeving of met
ontvlambare vloeistoffen.
• Laat de machine niet werken in afwezigheid van vloeistoffen.
• Laat de elektropomp niet continu werken met een debiet van nul of lager
dan 10% van de nominale waarde, om oververhitting te voorkomen. Als de
temperatuur van de vloeistof bij binnenkomst de 90°C overschrijdt, verhoog
het minimumdebiet dan met 20% van de nominale waarde.
• Overschrijd niet de maximumdruk die op het gegevensplaatje aangeduid staat.
3.5 Andere gebruikswijzen
Neem contact op met de fabrikant in de volgende gevallen:
• De te pompen vloeistof heeft een viscositeit of een dichtheid die groter is dan
die van water (er zal een motor gebruikt moeten worden met een vermogen
dat verhoudingsgewijs groter is)
• Het te pompen water is chemisch behandeld (onthard, gechloord,
gedemineraliseerd, enz.)
• Er doet zich een situatie voor die anders is dan de situaties die opgesomd zijn
bij het toegestane gebruik.
4 INSTALLATIE – ALGEMEEN
Het apparaat moet geïnstalleerd worden conform de instructies van deze
handleiding. Het apparaat en de uiteinden van de voedingskabel moeten
beschermd worden tegen water, vochtigheid en weersomstandigheden.
Controleer de beschermklasse (IP) die op het gegevensplaatje van de motor
staat. Voer de installatie uit op een plaats die niet overstroomd kan worden.
Alvorens met de machine te beginnen te werken, moet gecontroleerd
worden of de elektrische aansluiting op het voedingsnet afgesloten is en
of die niet per ongeluk opnieuw aangesloten kan worden.
Gebruik altijd de PBM die voorgeschreven worden (zie het betreffende gedeelte).
Indien nodig, gezien de gebruiksomstandigheden en de werkomgeving, wordt
aangeraden geschikte voorzieningen voor de noodstilstand van de machine te installeren.
4.1 Elektrische aansluitingen
De aansluitingen mogen uitsluitend tot stand gebracht worden door
ervaren en geautoriseerd personeel in overeenstemming met de
wettelijke plichten, de van kracht zijnde normen, de geconsolideerde
technische praktijken en de volgende voorschriften.
Het apparaat is uitsluitend bestemd voor vaste toepassingen (de voedingskabel
mag niet door de gebruiker afgesloten en weer aangesloten kunnen worden).
Gebruik elektrische kabels van het type en doorsnede zoals aangegeven in
tabel A11 in bijlage. Haal de kabelklem aan volgens het in de tabel aangegeven
aanhaalkoppel (blokkeer de klem met de kraag in de klemmendoos, indien
van toepassing). Sluit altijd de aardgeleider aan op het voorziene punt in de
klemmendoos, houd deze langer dan de andere geleiders. Is de bekabeling klaar,
dan moet de spons die zich onder het klemmenbord bevindt, verwijderd worden.
De uiteinden van de kabel moeten aangesloten worden in een elektrisch schakelbord
met een beschermklasse van minstens IP55, die voorzien is van mechanische
bevestigingssystemen van de kabel, onafhankelijk van de elektrische klemmen, en van
een universele scheidingsschakelaar met overbelastingsklasse III die de opening van
het schakelbord belemmert wanneer het apparaat onder spanning staat. De kabel moet
beschermd zijn tegen extreem hoge of lage temperaturen, open vuur en chemische stoffen.
Controleer de overeenstemming tussen de gegevens van het plaatje en de
nominale waarden van netspanning en -frequentie. Sluit de aardkabel van
de elektropomp altijd aan en controleer de doeltreffende werking van het
aardingscircuit, zowel voorafgaand aan de eerste start als maandelijks.
Breng de aansluitingen tot stand zoals in afb. A12, in bijlage.