De alarmgrenzen instellen
WAARSCHUWING
Risico op lichamelijk letsel bij de patiënt
Als de alarmgrenzen niet worden aangepast
aan de patiënt en de noodzakelijke therapie,
kan dit de patiënt in gevaar brengen.
Stel de alarmgrenzen overeenkomstig in.
LET OP
Risico op lichamelijk letsel bij de patiënt door
onjuiste instellingen
Verschillende alarmgrensinstellingen op gelijke
of vergelijkbare beademingsapparaten op
verschillende afdelingen, bijvoorbeeld intensieve
zorg of OK, kunnen de patiënt in gevaar brengen.
Controleer of de ingestelde alarmgrenzen
geschikt zijn voor de patiënt.
Door het instellen van extreme alarmgrenzen kan
het alarmsysteem onbruikbaar worden.
Het dialoogvenster Alarmen openen
De toets Alarmen... in de hoofdmenubalk aan-
tippen.
Alarmen
A
B
C
De alarmgrensinstellingen en de actueel gemeten
waarde worden getoond.
A
: Alarmbovengrens
B Actuele waarde: Actuele meetwaarde
C
: Alarmondergrens
Gebruiksaanwijzing Savina 300 SW 4.n
Alarmgrenzen en instelbereiken
In de onderstaande tabel worden de alarmgrenzen
vermeld, inclusief de instelbereiken.
Alarmgrens
MV
MV
Paw
VT
RR
1)
T
apn
2)
T
loskopp.
etCO
2
etCO
2
3)
FiO
2
3)
FiO
2
1) In de beademingsmodus VC-SIMV, SPN-CPAP en
PC-BIPAP
2) In de gebruiksmodus NIV
3) In de modus LPO
4) 18 tot 99 Vol% als
De alarmondergrens voor de ademwegdruk Paw
wordt automatisch gekoppeld aan de ingestelde
PEEP-waarde.
In de HPO-modus worden de alarmgrenzen voor
de O
-concentratie FiO
2
aan de ingestelde O
-waarde.
2
Ingestelde waarde
O
<60 Vol%
2
≥60 Vol%
O
2
Alarmen
Instelbereik
2,0 tot 41 L/min
0,2 tot 40 L/min
10 tot 100 mbar
(10 tot 100 cmH
O)
2
0,03 tot 4,0 L
10 tot 120/min
15 tot 60 seconden
0 tot 60 seconden
0,1 tot 13,1 Vol%
1 tot 98 mmHg
0,1 tot 13,3 kPa
0 tot 13,0 Vol%
0 tot 97 mmHg
0 tot 13,2 kPa
19 tot 99 Vol%
4)
18 tot 98 Vol%
FiO
gedeactiveerd is
2
automatisch gekoppeld
2
Alarmgrens
–>
FiO
±4 Vol%
2
–>
FiO
±6 Vol%
2
85