Bediening
Beademing instellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe in beade-
mingsmodi aanvullende instellingen worden gese-
lecteerd en hoe beademingsparameters worden in-
gesteld.
Zie - voor een gedetailleerde beschrijving van de
beademingsmodi en beademingsparameters - de
hoofdstukken "Beademingsmodi" op pagina 180
en "Uitgebreide instellingen" op pagina 190.
Het dialoogvenster Beademing
instellingen openen
C
De toets Beademing instellingen... (A) in de
hoofdmenubalk aantippen.
Of:
De toets
(B) in de therapiebalk aantippen.
Of:
De weergegeven beademingsmodus (C) in de
bovenste schermbalk.
64
Beademing instellingen
A
De tabs van de beschikbare beademingsmodi wor-
den weergegeven:
A VC-CMV/VC-AC
B VC-SIMV
C VC-MMV (optioneel)
D PC-AC (optioneel)
A
E PC-BIPAP (optioneel)
F PC-APRV (optioneel)
G SPN-CPAP
Voor de actieve beademingsmodus wordt het vol-
gende weergeven:
B
A Naam van de beademingsmodus
H Tab Basisinstellingen
I
Tab Uitgebr. instellingen
J Therapie-instellingen
Een beademingsmodus selecteren
Voorwaarde: Het dialoogvenster Beademing in-
stellingen wordt geopend.
1 De tab voor de bijbehorende beademingsmo-
dus aantippen. Het tabblad wordt geel.
2 Zo nodig de beademingsparameters instellen.
Als de therapie-instelling donkergroen wordt
weergegeven na bevestiging met de draaiknop,
is de beademingsparameter direct geldig, ook
als de nieuwe beademingsmodus nog niet is
geactiveerd.
B
C
D
E
J
Gebruiksaanwijzing Savina 300 SW 4.n
F
G
H
I