NL
NEDERLANDS
9.4.8 - Toewijzing van de startvolgorde
Bij elke inschakeling van het systeem wordt aan elk apparaat een start-
volgorde gekoppeld. Op basis hiervan worden de achtereenvolgende
starts van de apparaten gegenereerd.
De startvolgorde wordt gewijzigd tijdens het gebruik, zoals nodig is vol-
gens de twee volgende algoritmen:
• Bereiken van de Max uitwisselingstijd
• Bereiken van de maximale tijd van inactiviteit
9.4.9 - Max uitwisselingstijd
Volgens de parameter ET (Max uitwisselingstijd) heeft elk apparaat
een teller van de werktijd, en op grond hiervan wordt de startvolgorde
bijgewerkt volgens dit algoritme:
als minstens de helft van de waarde van ET overschreden is, vindt wis-
seling van de prioriteit plaats bij de eerste uitschakeling van de inverter
(wissel bij standby).
als de waarde ET bereikt wordt zonder ooit te stoppen, schakelt de
inverter zonder meer uit en gaat hij over naar de laagste startprioriteit
(wissel tijdens bedrijf).
Als de parameter ET (Max uitwisselingstijd) op 0 is gezet, volgt
een wisseling bij iedere herstart.
Zie 7.6.11 - ET: wisseltijd.
9.4.10 -Bereiken van de maximale tijd van inactiviteit
Het systeem met meerdere pompen beschikt over een algoritme dat
stagnering tegengaat, dat tot doel heeft de pompen perfect efficiënt te
houden en aantasting van de gepompte vloeistof te voorkomen. Deze
functie werkt door een rotatie mogelijk te maken van de pompvolgorde,
zodanig dat alle pompen minstens eenmaal per 23 uur een waterstroom
leveren. Dit gebeurt ongeacht de configuratie van het apparaat (actief of
reserve). De wisseling van prioriteit voorziet dat het apparaat dat 23 uur
stilstaat de hoogste prioriteit krijgt in de startvolgorde. Dit betekent dat
dit apparaat als eerste tart zodra er een stroom moet worden afgegeven.
De als reserve geconfigureerde apparaten hebben voorrang boven de
269
andere. Het algoritme eindigt zijn werking wanneer het apparaat een
stroming geleverd heeft gedurende minstens één minuut.
Na tussenkomst van de functie die stagnering verhindert wordt het
apparaat, als het als reserve is geconfigureerd, op de laagste prioriteit
gebracht zodat het behoed wordt tegen slijtage.
9.4.11 - Reserves en aantal apparaten dat actief is bij het pompen
Het systeem met meerdere pompen leest hoeveel elementen er aanges-
loten zijn op de communicatie, en noemt dit aantal N.
Op basis van de parameters NA en NC besluit het vervolgens hoeveel en
welke apparaten op een bepaald moment moeten werken.
NA staat voor het aantal apparaten dat betrokken is bij het pompen. NC
staat voor het maximumaantal apparaten dat tegelijkertijd kan werken.
Als er in een keten NA actieve apparaten zijn en NC gelijktijdige ap-
paraten met NC kleiner dan NA, wil dat zeggen dat tegelijkertijd hoog-
stens NC apparaten starten en dat deze apparaten elkaar afwisselen met
NA elementen. Als een apparaat geconfigureerd is als voorkeursapparaat
voor reserve, is het het laatste in de startvolgorde. Als er dus bijvoorbeeld
3 apparaten zijn en een hiervan is geconfigureerd als reserve, start de
reserve als derde element. Als daarentegen NA=2 wordt ingesteld, start
de reserve niet, tenzij een van de actieve apparaten een storing krijgt.
Zie ook de uitleg van de parameters
7.6.8 - NA: actieve apparaten;
7.6.9 - NC: gelijktijdige apparaten;
7.6.10 - IC: configuratie van de reserve.