4
Mechanische installatie
Reductor opstellen
Ruimtelijke positie
Oliehoeveelheid
Wijziging van de
ruimtelijke positie
Fundatie
34
Montage- en technische handleiding – Explosieveilige reductoren
LET OP
Beschadiging van de reductor/motorreductor door aanvoer van koude lucht. Gecon-
denseerd water in de reductor kan schade toebrengen aan de reductor.
Materiële schade
•
Bescherm de reductor tegen directe aanvoer van koude lucht.
AANWIJZING
Let er bij het opstellen van de reductor op dat zowel de oliepeil- en olieaftapschroe-
ven als de ontluchtingsventielen vrij toegankelijk zijn!
De reductor of motorreductor mag alleen in de aangegeven ruimtelijke positie worden
opgesteld/gemonteerd. Neem de gegevens op het typeplaatje in acht. SPIROPLAN
reductoren in de bouwgrootten W10 - W30 zijn niet afhankelijk van de ruimtelijke posi-
tie.
Controleer de van de ruimtelijke positie afhankelijke olievulling (zie het typeplaatje
voor informatie over de olievulhoeveelheid). Controleer bij deze gelegenheid het olie-
vulpeil. Zie hoofdstuk
tor" (→ 2 115). In de fabriek worden de reductoren met de vereiste oliehoeveelheid
gevuld. Afhankelijk van de ruimtelijke positie zijn geringe afwijkingen aan de oliepeil-
schroef mogelijk en binnen de productietoleranties toelaatbaar.
Pas de vulhoeveelheden van de smeermiddelen en de positie van het ontluch-
tingsventiel aan bij een verandering van de ruimtelijke positie.
hoofdstuk "Ruimtelijke positie" (→ 2 135) in acht.
AANWIJZING
Wijzigingen van de ruimtelijke positie zijn alleen toegestaan na overleg met SEW-
EURODRIVE.
De gegevens op het typeplaatje zijn geldend. Zonder overleg met SEW‑EURODRIVE
worden zowel de ATEX-EG-verklaring van overeenstemming alsmede de garantie
ongeldig. Veranderingen aan de ruimtelijke positie moeten geconfigureerd en op het
typeplaatje aangegeven worden.
De fundatie moet de volgende eigenschappen hebben:
•
vlak
•
trilling dempend
•
torsiestijf
De volgende tabel laat de maximaal toegestane vlakheidsfouten voor voet- en flens-
bevestigingen zien (richtwaarden m.b.t. DIN ISO 1101):
Reductorgrootte
≤ 67
77 – 107
137/147
157 – 187
De voeten van de behuizing en de montageflenzen niet ten opzichte van elkaar ver-
spannen. Let op de toelaatbare radiale en axiale krachten. Neem het hoofdstuk "Con-
figuratie" in de catalogus "Reductoren" of "Motorreductoren" in acht om de toelaatbare
radiale en axiale krachten te berekenen.
"Inspectie-/onderhoudswerkzaamheden aan de reduc-
Vlakheidsfout
max. 0.4 mm
max. 0.5 mm
max. 0.7 mm
max. 0.8 mm
®
-
Neem hiervoor het