4.2.5
Omgevingscondities
De reductoren moeten voldoende worden geventileerd. Er mag geen extra warmtebe-
lasting (bijv. via de koppelingen) worden uitgeoefend.
4.2.6
Uitgaand vermogen en uitgaand koppel
De nominale waarden van het uitgaande koppel en de toegestane radiale krachten
dienen absoluut aangehouden te worden.
4.2.7
Speciale constructies
Speciale constructies (bijv. gemodificeerde uitgaande as) mogen alleen met toestem-
ming van SEW-EURODRIVE in de explosieveilige omgeving worden toegepast.
4.3
Voorwaarden voor de montage
Controleer of aan de volgende voorwaarden is voldaan:
•
•
•
•
•
•
De specificaties op het typeplaatje van de motorreductor komen overeen met het
spanningsnet.
Tijdens het transport en de opslag is de aandrijving niet beschadigd.
De askeerringen aan de uitgaande zijde moeten bij abrasieve omgevingscondities
tegen slijtage beschermd zijn.
Bij standaardreductoren moet het volgende zijn gegarandeerd:
– De omgevingstemperatuur voldoet aan de gegevens in de technische docu-
mentatie, op het typeplaatje en in de smeermiddelentabel (zie hoofdstuk
"Smeermiddelen (→ 2 174)".
– Er zijn geen gevaarlijke oliën, zuren, gassen, dampen, stralingen, etc. in de
omgeving aanwezig.
Bij
wormwielreductoren en SPIROPLAN
er geen sprake is van grote externe massatraagheidsmomenten, die de reducto-
ren in omgekeerde richting kunnen belasten. Neem daarbij de onderstaande for-
mule in acht:
η' (omgekeerde richting) = 2 - 1/η
Zelfremming, indien n' < 0.5!
Bij
speciale constructies
omgevingsvoorwaarden is uitgevoerd. Neem de gegevens op het typeplaatje in
acht.
Montage- en technische handleiding – Explosieveilige reductoren
Mechanische installatie
Voorwaarden voor de montage
®
W-reductoren
moet u controleren of de aandrijving overeenkomstig de
4
moet u controleren of
31