14-10
1. Maak L1 met waarden 88, 90, 89, 65, 70, en 89.
{ 88
90
89
65
70
}
L1
2. In HOME slaat u L1 op in C1. U kunt daarna de
lijstgegevens in de Numerieke weergave van het
Statistische aplet zien.
L1
3. Start het Statistische aplet en selecteer de modus met
één variabele (druk op
weergeven van
Selecteer
Statistics
Opmerking: Uw
lijstwaarden bevinden zich nu in kolom 1 (C1).
4. Definieer in de Symbolische weergave, H1
(bijvoorbeeld) als C1 (steekproef) en 1 (frequentie).
89
C1
, indien nodig, voor het
).
Lijsten