12-6
4. De gegevens voor L2 invoeren.
55
48
90
77
5. Druk op
6. Het variabelenmenu openen en L1 selecteren.
7. Kopieer het naar de opdrachtregel. Opmerking:
Omdat de optie
naam van de variabele, en niet de inhoud, naar de
opdrachtregel gekopieerd.
8. Voer de operator + in en selecteer L2-variabele in de
Lijst variabelen.
9. Sla het antwoord op in
de Lijstcatalogus L3-variabele.
Opmerking: U kunt
lijstnamen ook
rechtstreeks vanaf het
toetsenbord typen.
86
om toegang tot HOME te krijgen.
gemarkeerd is, wordt de
L3
Variabelen en geheugenbeheer