Installeer voor de kabelbeveiliging aan het begin van de voedingskabel de veiligheids-
inrichtingen F11/F12/F13, zie hoofdstuk "Aansluitschema's" (→ 2 76). Pas de afme-
tingen van de veiligheidsinrichtingen aan de betreffende kabeldoorsnede aan.
De impedantie van de aardleiding moet overeenkomen met de normatieve voorschrif-
ten.
Let bij de beveiliging op de land- en installatiespecifieke voorschriften.
5.7
Remchopperuitgang
Neem onderstaande aanwijzingen in acht:
•
•
•
•
•
5.8
Temperatuurvoeler
Gevaarlijke spanningen op de klemmen van regelaar/voedingsmodule bij de aanslui-
ten van een ongeschikte temperatuurvoeler.
Dodelijk of ernstig lichamelijk letsel door elektrische schokken.
•
De temperatuurvoeler kan als volgt worden aangesloten:
•
•
•
Houd bij groeps- en meermotorenaandrijvingen rekening met de volgende aanvullen-
de aanwijzingen:
•
•
•
Sluit geen capacitieve of inductieve belastingen aan.
Sluit alleen ohmse belastingen (remweerstanden) aan.
Sluit de remweerstand aan op de aansluitingen +R en -R.
Houd er rekening mee dat de maximaal toegestane kabellengte tussen remweer-
stand en regelaar 100 m is.
Gebruik een niet-afgeschermde kabel of getwiste enkele aders.
WAARSCHUWING
Om aan de eisen voor een veilige scheiding te voldoen, sluit u op de tempera-
tuurverwerking alleen temperatuurvoelers met een veilige scheiding van de mo-
torwikkeling aan.
Via de encoderkabel die de kabels van de temperatuurvoeler bevat
Via de aansluitingen TF1 en GND op klem X10
®
Via MOVILINK
DDI op X16
Gebruik bij voorkeur bimetalen thermische beveiligingen TH.
Aan de serieschakeling van de TH-contacten (verbreekcontact) zijn geen beper-
kingen gesteld, als er voor een gemeenschappelijke bewaking is gezorgd.
Als de motoren zijn uitgerust met TF-temperatuurvoelers, kunnen de temperatuur-
voelers maximaal door 3 motoren in serie worden geschakeld.
Elektrische installatie
Technische handleiding – MOVIDRIVE
5
Remchopperuitgang
53
®
technology