Inhoudsopgave
Advertenties
H3-72-01
7.5.6
Waterniveaupen
De waterniveaupen wordt alleen indirect op kortsluiting gecontroleerd. Als bij het legen van de boiler (zie
hoofdstuk „Legen" vanaf pagina 27) de niveaupen na het meermaals wegpompen nog steeds geen wa-
ter detecteert (bijv. bij kortsluiting), verschijnt er een foutmelding. Een onderbreking van de niveaupen
wordt indirect bij het vullen van de boiler herkend.
Daarnaast wordt de waterniveaupen op verkalking gecontroleerd.
Als de waterniveaupen voortdurend water herkend (bijv. kortsluiting), wordt dit bij het legen van de boiler
herkend. Na meerdere leegpomppogingen (waarde in EEPROM) verschijnt de foutmelding F8.
Als de waterniveaupen bij het vullen van de boiler geen water detecteert (bijv. vanwege een onderbre-
king), gaat de besturing er van uit dat het waterreservoir leeg is. Zij geeft vervolgens de instructiemelding
„Water bijvullen" weer. Als de gebruiker water bijvult en op de OK-toets drukt, wordt de boiler ver-
der gevuld. Dit betekent dat hij overstroomt, waardoor er water de ovenruimte binnendringt!
Als de niveaupen, in de stand-by-modus of na het bereiken van het programma-einde, nog water her-
kent, wordt het resterende water door de leegfunctie van de bewaking uit de boiler gepompt. De melding
„Water wordt weggepompt" verschijnt. Het herstarten van een programma is op elk moment mogelijk.
Na het voor het eerst vullen van de boiler aan het begin van het proces wordt de geleidbaarheid van de
waterniveaupen gecontroleerd. Als de geleidbaarheid boven een bepaalde drempel (EEPROM-parame-
ter) ligt, dan is de pen verkalkt. De verkalkingsteller in de EEPROM wordt dan met 1 verhoogd. Als de
teller een bepaalde waarde heeft bereikt (waarde in de EEPROM), dan verschijnt aan het eind van het
proces de alarmmelding „Boiler verkalkt. S.v.p. ontkalken!".
Aanwijzing: Het leegproces wordt beïnvloed door de in het EEPROM-datageheugen vastgelegde
grenswaarde van de waterniveaumeting.
Alleen voor intern gebruik
47
Advertenties
Inhoudsopgave
