H3-72-01
1.
Water bijvullen
Het vulproces verloopt als volgt:
Bij de start van de modus wordt eerst de aanwezigheid van het waterreservoir door middel van een reed-
schakelaar gecontroleerd. Als de reedschakelaar niet geactiveerd wordt, wordt de werking afgebroken,
er klinkt een akoestisch signaal en in het tekstdisplay verschijnt de melding „Waterreservoir plaatsen en
op OK drukken".
De correcte sluiting van de deur wordt eveneens door een reedschakelaar bewaakt. Als de reedscha-
kelaar niet geactiveerd wordt, wordt de werking afgebroken, er klinkt een akoestisch signaal en in het
tekstdisplay verschijnt de melding „S.v.p. deur sluiten en op OK drukken".
Het waterpeil in de verdamper wordt door middel van een niveausensor (metalen pen / „peilnaald") be-
waakt, waarbij de elektrische geleidbaarheid van het water in de verdamper wordt gemeten. De toevoer-
pomp pompt water naar de verdamper, totdat de niveausensor water herkent plus een zekere
naloopduur boven het niveau van de niveausensor. Als de waterinhoud van de verdamper onder een
bepaald niveau daalt, wordt het bijvullen door de niveausensor geïnitialiseerd. Het bijvullen gaat zoals
hierboven beschreven. Aan het begin van het vulproces wordt de kamerluchtventilator met een bepaal-
de stand ingeschakeld. Na het vulproces worden ontluchtingsklep en luchttoevoerklep gesloten en wordt
de heteluchtventilator geactiveerd.
2.
Hoogteafstelling
De automatische hoogteafstelling zorgt voor de regeling van de heteluchttemperatuur met een bepaald
temperatuurverschil onder de maximaal mogelijke stoomtemperatuur. Hierdoor wordt veiliggesteld dat
de atmosfeer in de ovenruimte altijd voldoende vochtig is en er geen uitdrogingsverschijnselen in de be-
treffende gerechten kunnen ontstaan. De hoogteafstelling verloopt als volgt:
•
Het water in de verdamper wordt met het maximumvermogen van de verdamper opgewarmd.
•
Als de temperatuurvoeler voor de meting van de watertemperatuur in de stoomgenerator gedurende
een bepaalde tijd geen verandering in de watertemperatuur meet, wordt deze temperatuur als maxi-
maal mogelijke water- en daarmee ook stoomtemperatuur aangenomen.
3.
Verwarmen met hete lucht en stoom / doorverwarmen stoom
Na de hoogteafstelling wordt de heteluchtverwarming ingeschakeld. Als de heteluchtverwarming is in-
geschakeld, wordt het vermogen van de verdamperverwarming automatisch gesmoord om bij eenfasige
aansluiting van het apparaat het beveiligde vermogen niet te overschrijden.
De heteluchtverwarming wordt met een bepaald temperatuurverschil onder de aanbevolen of zelf inge-
stelde oventemperatuur geregeld d.m.v. temperatuurvoelers in de ovenruimte. Als de instelwaarde ho-
ger is dan de maximumtemperatuur uit de hoogteafstelling, dan wordt de laatstgenoemde temperatuur
aangehouden. Hierbij mag de hete lucht de oventemperatuur niet bereiken.
Er wordt net zolang water verdampt, totdat de temperatuurvoeler van de ovenruimte de aanbevolen of
ingestelde oventemperatuur heeft bereikt. Als de instelwaarde hoger is dan de maximumtemperatuur uit
de hoogteafstelling, dan wordt de laatstgenoemde temperatuur aangehouden.
Uitzondering: vanaf een bepaalde temperatuurinstelling wordt de stoomproductie alleen nog door de
stoomuitlaattemperatuur bij de klimaatsensor geregeld en daarmee losgekoppeld van de temperatuur-
regeling in de ovenruimte. Hiermee wordt voor het gaar maken van gerechten een optimale stoomtoe-
voer gewaarborgd (bij de instelling 100°C zal het aandeel hete lucht te groot worden, omdat de stoom
op de hoogte van Zug maar ca. 98°C bereikt).
De bodemverwarming wordt na beëindiging van de hoogteafstelling met gereduceerd vermogen geac-
tiveerd. Bij een eerste activering van de klimaatsensor wordt de bodemverwarming met een bepaalde
vertraging met het maximumvermogen ingeschakeld.
Alleen voor intern gebruik
13