Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Sew Eurodrive MOVIDRIVE compact MCH4 A Series Technische Handleiding pagina 81

Inhoudsopgave

Advertenties

Inbedrijfstelling van de regelaar met PROFIBUS-DP (MCH41A)
Dataconsistentie
Consistente data zijn data, die altijd samenhangend tussen de overkoepelende bestu-
ring en de applicatieregelaar overgedragen moeten worden en nooit gescheiden van
elkaar mogen worden verzonden.
Dataconsistentie is bijzonder belangrijk voor de overdracht van positiewaarden resp.
complete positioneeropdrachten, daar bij niet-consistente overdracht de gegevens uit
verschillende cycli van het programma van het automatiseringsapparaat kunnen
stammen en daarmee ongedefinieerde waarden naar de regelaar gezonden zouden
kunnen worden.
Bij PROFIBUS-DP vindt de datacommunicatie tussen automatiseringsapparaat en
regelaar in het algemeen plaats met de instelling "Consistentie over totale lengte".
Externe diagnose
Voor MOVIDRIVE
automatisch genereren van externe diagnose-alarmen met PROFIBUS-DP activeren.
Als deze functie geactiveerd is, meldt MOVIDRIVE
een externe diagnose aan de DP-Master. In het DP-mastersysteem moet u dan corres-
ponderende (deels arbeidsintensieve) programma-algoritmen programmeren om de
diagnose-informatie te verwerken.
Aanbeveling
Daar MOVIDRIVE
actuele toestand van de aandrijving overdraagt, is het activeren van de externe
diagnose niet absoluut noodzakelijk.
Aanwijzingen voor
Door het PROFIBUS-DP-systeem kunnen ook bij niet geactiveerde externe diagnose-
Simatic S7 Master-
generering telkens diagnose-alarmen in de DP-Master worden geactiveerd, zodat de
systemen
corresponderende bouwstenen (bijv. OB84 voor S7-400 of OB82 voor S7-300) in het
algemeen in de besturing moeten worden gedefinieerd.
Meer informatie hierover vindt u in het readme-bestand, dat bij het GSD-bestand is
gevoegd.
Identificatie-
Iedere DP-master en DP-slave moet een individueel, door de PROFIBUS-gebruikersor-
nummer
ganisatie afgegeven identificatienummer overleggen voor de eenduidige identificatie
van het aangesloten apparaat. Bij de start van de PROFIBUS-DP-master vergelijkt deze
de identificatienummers van de aangesloten DP-slaves met de door de gebruiker
geconfigureerde identificatienummers. Pas als de DP-master vastgesteld heeft dat de
aangesloten stationsadressen en apparaattypen (identificatienummers) overeenstem-
men met de configuratiedata, wordt de gebruiksdataoverdracht geactiveerd. Met dit
proces komt een hoge mate van veiligheid met betrekking tot configuratiefouten tot
stand.
Het identificatienummer wordt als 16-bits getal (unsigned16) zonder voorteken gedefi-
nieerd. Voor de serie van de applicatieregelaars MOVIDRIVE
PROFIBUS-gebruikersorganisatie de volgende identificatienummers vastgelegd:
Technische handleiding – MOVIDRIVE
®
compact kunt u gedurende de configuratie in de DP-Master het
®
compact met statuswoord 1 bij iedere PROFIBUS-DP-cyclus de
®
MOVIDRIVE
compact MCF/MCV/MCS41A
®
MOVIDRIVE
compact MCH41A:
®
compact MCH4_A
Inbedrijfstelling
®
compact bij elke optredende storing
®
compact heeft de
Æ 6002
(24578
hex
dec
Æ 6003
(24579
hex
dec
I
5
0 0
)
)
81

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave