Eenfasemotor
TP50-, TP53- en TP70-pompen met 230 V/eenfasemoto-
ren moeten op een schakeltoestel met motorbeveiliging-
schakelaar en bedrijfscondensator worden aangesloten.
Originele HOMA-schakeltoestellen zijn als toebehoren le-
verbaar (zie schakeltoestellen-programma). Bij toepassing
van andere schakeltoestellen moet bij de configuratie van
de motorbeveiligingschakelaar worden gelet op de nomi-
nale stroom van de motor.
Pomptype
TP50/TP53 2-polig tot 0,8 kW (P2) 25
TP50/TP53 meer dan 1,0 kW (P2) 30
TP50/TP53 4-polig tot 0,9 kW (P2)
TP70 tot 1,1 kW (P2)
Driefasenmotor
TP50-, TP53- en TP70-pompen met driefasenmotoren heb-
ben standaard geen schakeltoestel met motorbeveiliging-
schakelaar. De bijpassende HOMA-schakeltoestellen zijn
als toebehoren leverbaar.
5.9. Bedrijf op statische frequentieomvormer
Voor het bedrijf op de frequentieomvormer moet op de
volgende punten worden gelet:
•
De pomp moet zijn ontworpen voor bedrijf op een fre-
quentieomvormer volgens DIN EN 60034-17 alvorens
te bestellen. De standaardpomp is niet geschikt voor
bedrijf op een frequentieomvormer.
•
Spanningspieken op de motorwikkeling moeten be-
slist worden vermeden, evt. moeten geschikte filters
in de motorkabel worden aangebracht
•
Er moet op worden gelet dat het totale systeem naar
behoren geaard is
•
De gegevens van de frequentieomvormer moeten in
acht worden genomen
•
Eventueel is een afgeschermde kabel nodig voor het
naleven van de EMC-richtlijnen
•
Het informatieblad "Toepassing van HOMA-pompen
op een frequentieomvormer" moet in acht worden
genomen
Minimaal toerental bij afvalwater- en vuilwaterpompen
Bij afvalwater- en vuilwaterpompen is geen minimaal
toerental voorgeschreven. Er moet echter op worden
gelet dat het aggregaat, vooral in het onderste toerent-
albereik, schok- en trillingsvrij werkt. Anders kunnen de
glijringafdichtingen beschadigd raken en ondicht wor-
den. Daarnaast moet erop worden gelet dat de minimale
stroomsnelheid van 0,7 m/s niet wordt onderschreden.
5.10. Inschakelwijzen
Inschakelwijzen bij kabels met vrije uiteinden (zonder
stekker)
Inschakeling direct
Bij volledige belasting moet de motorbeveiliging worden
ingesteld op de nominale stroom. Bij deellastbedrijf wordt
aanbevolen de motorbeveiliging 5% boven de gemeten
stroom op het werkpunt in te stellen.
88 | NEDERLANDS
Bedrijfscondensator
µF
VAC
450
450
40
450
Inschakeling ster-driehoek
Indien de motorbeveiliging in de kabel geïnstalleerd is: De
motorbeveiliging instellen op 0,58 x nominale stroom. De
aanlooptijd in de sterschakeling mag max. 3 s bedragen.
Indien de motorbeveiliging niet in de kabel geïnstalleerd
is: Bij volledige belasting de motorbeveiliging instellen op
nominale stroom.
Inschakeling aanlooptransformator/soft starter
Bij volledige belasting moet de motorbeveiliging worden
ingesteld op de nominale stroom. Bij deellastbedrijf wordt
aanbevolen de motorbeveiliging 5% boven de gemeten
stroom op het werkpunt in te stellen. De aanlooptijd bij
verminderde spanning (ca. 70%) mag max. 3 s bedragen.
Bedrijf met frequentieomvormers
De machine kan op frequentieomvormers bedreven wor-
den. Zie hiervoor hoofdstuk 5.9 van deze handleiding.
Inschakelwijzen met stekker/schakeltoestellen
Stekker in de daartoe bestemde contactdoos steken en
de in-/uitschakelaar op het schakeltoestel bedienen.
5.10.1. Na het inschakelen
De nominale stroom wordt bij het opstartproces geduren-
de korte tijd overschreden. Na beëindiging van dit proces
mag de bedrijfsstroom de nominale stroom niet meer
overschrijden. Wanneer de motor na het inschakelen niet
meteen start, moet de machine onmiddellijk worden uit-
geschakeld. Voordat er een nieuwe inschakeling plaats-
vindt, moeten de schakelpauzes volgens de Technische
gegevens worden aangehouden. Als de storing zich op-
nieuw voordoet, moet de machine onmiddellijk weer wor-
den uitgeschakeld. Een nieuwe inschakelpoging mag pas
worden gestart als de fout is verholpen.
De volgende punten moeten worden gecontroleerd:
•
Bedrijfsspanning (toegestane afwijking +/- 5% van de
nominale spanning)
•
Frequentie (toegestane afwijking -2% van de nomina-
le frequentie)
•
Stroomverbruik (toegestane afwijking tussen de fa-
sen max. 5%)
•
Spanningsverschil tussen de verschillende fasen
(max. 1%)
•
Schakelfrequentie en -pauzes (zie Technische gege-
vens)
•
Binnendringen van lucht bij de toevoer, evt. moet er
een stootplaat worden aangebracht
•
Minimale afdekking door water, niveauregeling,
droogloopbeveiliging
•
Rustige loop
•
Op lekkages controleren, evt. de nodige stappen on-
dernemen volgens hoofdstuk "Onderhoud"