De DR 14e in positie brengen
Bij het uitvoeren van een belichting moet u aan de volgende hulpmiddelen
voor detector-oriëntatie denken:
• buiszijde
• oriëntatiemerkteken van de patiënt
1
Afbeelding 27: Hulpmiddelen voor detector-oriëntatie
1. Buiszijde van de detector
2. Locatie van het oriëntatiemerkteken van de patiënt
De detector moet worden gepositioneerd met het
patiëntoriëntatiemerkteken aan de onderzijde van het interessegebied.
De detectororiëntatie en patiëntoriëntatie zijn belichtingsinstellingen op het
NX-werkstation. De detectororiëntatie wordt op het NX-werkstation als
cassette-oriëntatie aangegeven.
De gebruiker is verantwoordelijk voor een juiste en duidelijke markering links
of rechts op het beeld om fouten te voorkomen.
Hieronder staan enkele voorbeelden die het belang van de
oriëntatiemarkering op de detector aangeven.
Tabel 2: Schedel AP portret
R
5
1
Afbeelding 28: Schedel AP portret
AP
2
DR 10e, DR 14e, DR 17e | Aan de slag | 89
2
R
3
0370C NL 20220623 1626