5.8
Aanwijzingen voor de bedrading
5.8.1
Beveiliging tegen storingen in de remaansturing
Om de remaansturing tegen storing te beschermen mogen onafgeschermde remka-
bels niet samen met vermogenskabels met geschakelde spanning in één kabel wor-
den gelegd.
Kabels met geschakelde spanning zijn vooral:
•
•
5.8.2
Thermische motorbeveiliging
Leg de aansluiting van de temperatuurvoeler /KTY of /PK gescheiden op een mini-
mumafstand van 200 mm van andere vermogenskabels.
De aansluiting mag alleen samen met andere vermogenskabels worden gelegd als de
kabel van de temperatuurvoeler óf de vermogenskabel afgeschermd is.
5.8.3
Bijzonderheden tijdens bedrijf met servoregelaar
Bij servomotoren moeten bovendien de desbetreffende aansluitvoorschriften van de
fabrikant van de regelaar worden aangehouden. Volg altijd de instructies in de techni-
sche handleiding van de regelaar op.
5.8.4
kabelrups
Als u vermogens- en signaalkabels in een kabelrups legt, zorg dan voor een trekont-
lasting aan de motoraansluiting. Houd rekening met de beperkingen van de toelaatba-
re bedrijfstemperatuur van de kabels in het gebied van de kabelrups (zie de specifica-
ties van de kabelfabrikant).
Uitgangskabels van frequentieregelaars
Kabels naar remweerstanden e.d.
Elektrische installatie
Aanwijzingen voor de bedrading
Technische handleiding – CMP40 – 63, CMP.71 – 100
5
55