AANWIJZING
Naast de algemeen geldende installatiebepalingen voor laagspanningsinstallaties
(bijvoorbeeld in Duitsland DIN VDE 0100, DIN VDE 0105) moeten de bijzondere be-
palingen voor het realiseren van elektrische installaties in explosiegevaarlijke omge-
vingen in acht worden genomen (bedrijfsveiligheidsverordening in Duitsland; EN/IEC
60079-14 en specifieke, voor de installatie geldende bepalingen).
AANWIJZING
Neem de aanwijzingen over de thermische motorbeveiliging in het hoofdstuk "Ther-
mische motorbeveiliging" (→ 2 60) in acht.
5.3
Omgevingsomstandigheden tijdens bedrijf
5.3.1
Omgevingstemperatuur
Indien niet anders vermeld op het typeplaatje, moet ervoor worden gezorgd dat het
temperatuurbereik van -20 °C tot +40 °C wordt aangehouden.
5.3.2
Schadelijke straling
De servomotoren mogen niet aan schadelijke straling (bijv. ioniserende straling) wor-
den blootgesteld. Neem eventueel contact op met SEW-EURODRIVE.
5.3.3
Schadelijke gassen, dampen en stof
Explosiebeveiligde servomotoren zijn bij gebruik overeenkomstig de voorschriften niet
in staat om explosieve gassen, dampen of stof te ontsteken. Zij mogen echter niet
worden blootgesteld aan gassen, dampen of stofsoorten die de bedrijfsveiligheid in
gevaar brengen door bijvoorbeeld:
•
•
•
etc.
5.3.4
Algemene aanwijzingen voor de explosiebeveiliging.
De explosieveilige synchrone servomotoren CMP. zijn bestemd voor de volgende toe-
passingsgebieden.
Uitvoering van de
motor in IECEx
3D-c
Uitvoering van de
motor in ATEX
3D
3GD
Corrosie
Beschadiging van de beschermende laklaag
Beschadiging van het afdichtingsmateriaal
Toepassingsgebied
Toepassing in zone 22
Toepassingsgebied
Toepassing in zone 22
Toepassing in zone 2 of 22
Elektrische installatie
Omgevingsomstandigheden tijdens bedrijf
Technische handleiding – CMP40 – 63, CMP.71 – 100
5
33