Elektrische installatie
5
Aansluiting klemmenkast
5.7.2
Motor en encodersysteem aansluiten met klemmenkast KK
Aansluitdoorsneden
Motortype
CMP50, CMP63
52
Technische handleiding – CMP40 – 63, CMP.71 – 100
Let op de volgende punten om een correcte kabelinvoer te garanderen:
•
Houd het bedrijfstemperatuurbereik van -40 - +120 °C van de wartels aan.
•
Gebruik ex-kabelwartels met trekontlasting.
•
De kabelwartel moet overeenkomstig de buitendiameter van de gebruikte kabel
geselecteerd worden.
•
Voor het aanhaalmoment van de kabelinvoer wordt verwezen naar de gebruiks-/in-
stallatiehandleiding of het EU-prototypecertificering van de kabelwartel.
•
De IP-beschermingsgraad van de kabelinvoer moet minimaal overeenkomen met
de IP-beschermingsgraad van de motor.
•
Controleer de doorsneden van de kabels.
•
De kabeleinden strippen:
– Vermogenskabel: Afstriplengte 10 - 12 mm
– Signaal- of remkabel: 9 – 11 mm
Gebruik adereindhulzen aan de kabeleinden van zeer fijn- en fijndradige geleiders.
•
Steek de voorbereide geleideruiteinden volledig in de overeenkomstige steekklem-
men.
Direct insteekbaar, zonder bedieningsgereedschap:
– Vermogenskabels, fijndradige geleiders met adereindhulzen met een diameter
2
≥ 0.75 mm
(18 AWG)
– Vermogenskabel, 1-dradige geleider met een diameter van 0.75 - 4 mm
12 AWG)
– Signaal- of remkabels, fijndradige geleiders met adereindhulzen met een dia-
2
meter ≥ 0.5 mm
– Signaal- of remkabels, 1-dradige geleiders met adereindhulzen met een diame-
ter 0.5 – 1.5 mm
Gebruik bedieningsgereedschap als de kabeldiameters kleiner zijn.
•
Controleer door zachtjes aan de kabel te trekken of de veerdrukklem goed klemt.
Vermogensaansluiting
Aansluiting
Maximale
aansluitdoor-
snede
Veerklemmen
4 mm
(20 AWG)
2
(18 - 12 AWG)
Encoder/resolver/thermische motorbe-
Kabeldoor-
voer
2
M25
Veerklemmen
veiliging
Aansluiting
Kabeldoorvoer
2
(18 -
M20