Bij de aansluiting moet voor een duurzaam veilige, elektrische verbinding worden ge-
zorgd (geen uitstekende draadeinden). Gebruik de juiste kabeleinddoppen. Breng een
veilige aardingsverbinding tot stand. In aangesloten toestand mogen de afstanden tus-
sen spanningvoerende delen alsook tussen spanningvoerende delen en geleidende
delen niet onder de minimum waarden volgens EN/IEC 60079-7 en volgens de natio-
nale voorschriften komen. De minimum waarden mogen volgens de overeenkomstige
normen, zie onderstaande tabel, niet worden onderschreden:
Categorie
Bescher-
mingsniveau
ec
3
nA
De klemmenkast mag geen verontreinigingen, vuil of vocht bevatten. Sluit de kasten
en ongebruikte kabeldoorvoeropeningen stof- en waterdicht af. Zet de spie voor het
proefdraaien zonder uitgaand element vast en controleer voor de inbedrijfstelling of
deze goed werkt.
Let op de aanwijzingen in het hoofdstuk "Elektrische installatie" (→ 2 32)!
Veiligheidsaanwijzingen
Norm
EN/IEC 60079-7:2015
EN/IEC 60079-15:2010
Technische handleiding – CMP40 – 63, CMP.71 – 100
Elektrische aansluiting
Minimale afstand bij
nominale spanning U
N
≤ 500 V
5 mm
2
13